Selma Lavrijsen (UMC Utrecht) behandelt de nieuwe NVK-richtlijn over de preventie, diagnose en behandeling van hyperbilirubinemie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur van minimaal 35 weken. Het doel van de richtlijn is het voorkómen van ernstige hyperbilirubinemie en de gevolgen ervan, zoals kernicterus en bilirubine encefalopathie. Kinderarts Ko van Wouwe (TNO) vertelt over de uitkomsten van het onderzoek naar het opsporen van stille ondervoeding bij borstgevoede kinderen. Tenslotte presenteert Anneke Dantuma van Naviva Kraamzorg de resultaten van een pilot-project i.s.m. KNOV in Noord-Nederland, waarbij getrainde kraamverzorgsters partusdienst doen. Aanleiding is de afname van het aantal thuispartus, waardoor kraamverzorgsters niet meer voldoende ervaring hebben met het begeleiden van de partus tijdens calamiteiten.
Hoe bekwaam is jouw kraamverzorgende bij het verlenen van partusassistentie?
Drs. A. (Anneke) Dantuma, Beleidsmedewerker kwaliteit en organisatie, Naviva Kraamzorg
In de afgelopen jaren is het aantal thuisbevallingen sterk teruggelopen. Dit heeft gevolgen voor de bekwaamheid van kraamverzorgenden bij het uitvoeren van partusassistentie. Om kraamverzorgenden bekwaam te houden is Naviva kraamzorg gaan werken met partusteams, teams van kraamverzorgenden die ingezet worden voor het uitvoeren van partusassistentie. Dit model kent voordelen en uiteraard ook nadelen.Daarnaast neemt de roep om langdurende en intensievere professionele ondersteuning tijdens de baring toe. In aansluiting hierop zijn de partusteams van Naviva Kraamzorg getraind om langdurige en intensieve ondersteuning te kunnen geven tijdens de baring, als aanvulling op de ondersteuning van de verloskundige. In november wordt hiervoor een pilot gestart in het werkgebied van Naviva . In deze sessie worden de voor –en nadelen van het werken met partusteams uiteengezet en wordt de keus tot de vroegtijdige inzet van kraamverzorgenden bij een thuisbevalling toegelicht. En wellicht de eerste ervaringen uit de pilot…?
Ernstige hyperbilirubinemie – signalering en mogelijkheden voor verbetering
Drs. Selma Lavrijsen, AIOS kindergeneeskunde
Wilhelmina Kinderziekenhuis, UMC Utrecht
Gedurende 2 jaar (juli 2005 – juni 2007) werd in Nederland door het NSCK (Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde) ernstige hyperbilirubinemie (serum bilirubine > 500 umol/l) bij pasgeborenen in kaart gebracht.
Het doel was het bepalen van de incidentie in Nederland, het identificeren van risicofactoren en het bepalen van het effect op de ontwikkeling van het kind. In 2 jaar werden er 29 kinderen met een ernstige hyperbilirubinemie gemeld, waarvan 97% vanuit thuis werd opgenomen.
De voornaamste risicofactoren en -groepen waren bloedgroep- en/of rhesusantagonisme, voedingsproblemen (bij borstvoeding) en allochtone kinderen. In 2 jaar zijn er 6 kinderen met een milde tot ernstige ontwikkelingsachterstand en/of gehoorsproblemen ten gevolge van deze hyperbilirubinemie.
In 2009 werd een nieuwe Nederlandse richtlijn hyperbilirubinemie geïntroduceerd, met lagere grenzen voor fototherapie en wisseltransfusie. De extra "awareness" die deze introductie met zich meebrengt kan zorgen voor een eerdere herkenning van kinderen met een verhoogd risico op ernstige hyperbilirubinemie in de thuissituatie.
Stille uitdroging…..hoe vaak en waarom, maar bovenal is het te voorkomen?
Ko van Wouwe, kinderarts onderzoeker, TNO Leiden
Aims: To estimate the incidence and clinical characteristics in hospital admissions due to dehydration, their laboratory evaluation and treatment outcome in exclusively breastfed infants. Methods: All hospital admissions during the first three months of life assessed by the Dutch Paediatric Surveillance Unit (DPSU) between mid 2003 and mid 2005. Results: Nationwide 158 cases reported, correspond to an incidence of 58/y/100.000 breastfed infants; it is lower for severe dehydration at risk for hypernatraemia; 20/y/100,000. 65% of cases were < 2 weeks old, their median weight loss was 9.3% and median age at admission 5 days; Serum sodium value was measured in only 12% of all cases. Insufficient volume intake and inadequate growth were most frequently reported (61% and 41%). Lethargy, jaundice or clinical dehydration was scored in 11-25%, seizures or shock in 3%. A breast pump at home was used in only 31%. In the hospital breast pumps were available (82%) as lactation consultants (73%). For treatment 65% was offered formula, in 30% by nasogastric drip. Most admissions lasted up to three days, all recovered fully and 33% were breastfed exclusively at discharge. Conclusions: The incidence of severe dehydration in the Netherlands is relatively low. With extended use of breast pumps at home it could be lower. To prevent complications we recommend applying a reference weight chart, a full clinical examination and more extensive screening of serum sodium and glucose.
Download hier de PowerPoint presentatie van Ko van Wouwe