11.30-13.00 uur
In deze eerste ronde vinden vier parallelsessies plaats van anderhalf uur. In deze themasessies worden meerdere korte presentaties passend bij het thema gegeven en is er ruimte voor discussie. Het aantal deelnemers bedraagt gemiddeld 120 personen.
Sessie 1 – Cliënt centraal
Begeleider van deze sessie was Marianne Nieuwenhuijze, AVM
Subfertiliteit: Wat is de verloskundige zorgbehoefte van vrouwen met een belaste subfertiele anamnese, die door middel van een fertiliteitbehandeling zwanger zijn geworden?
Catja Warmelink, Drs. Docent Verloskunde Academie Groningen, promovendus Midwifery Science, AVAG, EMGO+ Instituut / VU medisch centrum Amsterdam
Ongeveer 5% van de paren heeft te maken met een periode van subfertiliteit. Wanneer uiteindelijk–eventueel na een fertiliteitsbehandeling- toch een zwangerschap ontstaat, is er volgens de VIL geen reden voor verwijzing naar de tweede lijn en wordt reguliere eerstelijns verloskundige zorg aangeboden. Een fertiliteitbehandeling kan echter een emotioneel en fysiek zware ervaring zijn met de nodige medische risico’s . Er is weinig onderzoek gedaan naar de ervaring van vrouwen die ‘eindelijk zwanger’ zijn en de zorg door verloskundigen aan deze doelgroep.
Dit kwalitatieve onderzoek verkent de ervaringen en zorgbehoefte van twee paren en zeven vrouwen die zwanger zijn na een fertiliteitbehandeling.
De belangrijkste uitkomst is de paradoxale behoefte: alle vrouwen geven aan ‘normaal’ zwanger te willen zijn, maar hebben daarentegen ook behoefte aan begrip voor hun voortraject, meer aandacht voor psychosociale begeleiding en meer controles en echo’s ter bevestiging van de zwangerschap. M.a.w.: de cliënt en haar partner centraal!
Download hier de presentatie van Catja Warmelink
Voorkeuren van zwangeren voor aspecten van intrapartum zorg
Tamar van Haaren-ten Haken, MSc. Verloskundige, onderzoeker, AVM
Wanneer we de zwangere cliënt centraal willen stellen is het belangrijk om te kijken naar de behoeften en voorkeuren van zwangeren ten aanzien van de verloskundige zorg. In deze studie hebben we onderzocht welke aspecten van intrapartum zorg belangrijk zijn voor laag risico nulliparae met een voorgenomen thuis-, poliklinische of klinische bevalling (zonder medische indicatie). Hierbij is gebruik gemaakt van de techniek van Discrete Choice Experiment (DCE) om het relatieve belang van de verschillende aspecten van zorg afzonderlijk te kunnen bepalen.
Uitkomsten van het onderzoek wijzen erop dat vrouwen baat hebben bij een hoge mate van betrokkenheid bij de besluitvorming tijdens de baring en dat mogelijkheden tot pijnbestrijding binnen alle settingen – inclusief thuisbevalling- verder geëxploreerd zouden moeten worden. De plaats van bevalling is één van de meest belangrijke aspecten van intrapartum zorg voor vrouwen en het is daarom wenselijk om de keuzevrijheid voor de plaats van de bevalling te behouden.
Bekijk hier de presentatie van Tamar van Haaren
Decisional conflict scores bij vrouwen met een kind in stuitligging a terme en de invloed van een decision aid op deze score
Ageeth Rosman MSc., verloskundige-onderzoeker ECV Implementation Study/AMC
Onderzoek welke invloed de mate van decisional conflict en het gebruik van een decision aid gericht op de uitwendige versie bij vrouwen met een stuitligging a terme heeft op het besluit wel of geen uitwendige versie te ondergaan. Binnen een cluster gerandomiseerde trial werden in 2011 en 2012 225 vrouwen met een stuitligging a terme verdeeld over standaard zorg dan wel standaard zorg aangevuld met een decision aid en werd hun decisional conflict score bepaald. Concluderend kan gezegd worden dat vrouwen in Nederland een lage decisional conflictscore hebben en dat een decision aid de score nog lager maakt. Voorafgaand aan enige vorm van counselling over de uitwendige versie, zijn de meeste vrouwen al geneigd te kiezen voor een versiepoging. Het gebruik van een decision aid vergroot het aantal vrouwen dat kiest voor een uitwendige versie.
Download hier de presentatie van Ageeth Rosman
Sessie 2 – Gezondheidsbevordering bij kwetsbare groepen
Begeleider van deze sessie was Hanneke Torij, VAR
Sociaal-demografische en leefstijl-gerelateerde karakteristieken geassocieerd met zelf-gerapporteerde roken tijdens de zwangerschap
Ruth Baron, MSc. Promovenda Midwifery Science, EMGO+/VUmc
Er is in Nederland nog veel gezondheidswinst te behalen t.a.v. roken tijdens de zwangerschap. We hebben gekeken naar sociaal-demografische en leefstijl-gerelateerde karakteristieken die geassocieerd zijn met roken tijdens de zwangerschap. Ook hebben we gekeken of er verschillen zijn tussen dagelijkse rokers en vrouwen die af en toe roken. De karakteristieken die het sterkst geassocieerd zijn met roken tijdens de zwangerschap zijn lage opleiding, Turkse of Nederlandse etniciteit, niet religieus zijn en geen partner hebben. Dagelijkse rokers en ‘af en toe’ rokers lijken verschillend te zijn m.b.t. sociaal-demografische en leefstijl-gerelateerde karakteristieken. De associatie met een lage opleiding was veel sterker bij vrouwen die dagelijks rookten dan bij vrouwen die af en toe rookten. Dagelijkse rokers hadden ook vaker andere ongunstige leefstijl-gerelateerde karakteristieken dan ‘af en toe’ rokers zoals het niet innemen van foliumzuur, ondergewicht en ongeplande zwangerschap. Het is mogelijk dat deze twee groepen baat zouden hebben bij verschillende interventies.
Download hier de presentatie van Ruth Baron
Verklaart fructosamine vroeg in de zwangerschap de relatie tussen maternaal overgewicht en geboortegewicht in een multi-etnische populatie?
Adriëtte Oostvogels, MSc. Onderzoeker in opleiding ABCD-studie, Sociale Geneeskunde, AMC
Overgewicht tijdens de zwangerschap is geassocieerd met een hoger geboortegewicht. Wij onderzochten of deze relatie etnisch specifiek is en of deze mogelijk verklaard kan worden door verschillen in fructosamine, een maat voor glycaemische controle, in het begin van de zwangerschap. Dit onderzoek vond plaats binnen de ABCD-studie. We includeerden vrouwen van Nederlandse(n=1994); Surinaams-Hindoestaanse(n=52), Surinaams-Creoolse(n=121), Antilliaanse/Arubaanse(n=45), Turkse(n=149), Marokkaanse(n=221) en Ghanese(n=43) afkomst.
In bijna alle etnische groepen was BMI voor de zwangerschap geassocieerd met een hoger geboortegewicht, bij de Hindoestaanse vrouwen was dit verband echter het sterkst (Nederlandse vrouwen (19 gram/BMI-punt); Hindoestaanse vrouwen (38 gram/BMI-punt)). Fructosamineniveaus waren lager bij vrouwen met een hoge BMI, ook waren deze significant lager in Hindoestaanse, Turkse en Marokkaanse vrouwen.. Lagere fructosamineniveaus waren alleen in Turkse en Marokkaanse vrouwen geassocieerd met een hoger geboortegewicht. De gevonden etnische verschillen in glycaemische controle aan het begin van de zwangerschap verklaren niet de etnisch specifieke associatie tussen BMI en geboortegewicht.
Download hier de presentatie van Adriette Oostvogels
Effect van obesitas op perinatale uitkomsten in een eerstelijns verloskundige populatie: resultaten van een prospectieve cohortstudie
Darie Daemers, Accountmanager Leven Lang Leren AVM, promovendus bij vakgroep Midwifery Science AVM
Uit internationale literatuur blijkt dat obesitas gerelateerd is aan slechtere perinatale uitkomsten. Resultaten van buitenlandse studies zijn echter niet zomaar toepasbaar op de populatie zwangeren waaraan eerstelijns verloskundigen zorg verlenen. Tot nu toe hadden we geen inzicht in het effect van BMI klasse op verwijzingspercentages tijdens zwangerschap en baring en op perinatale uitkomsten in deze populatie. Inzichten, noodzakelijk voor het goed counselen van obese vrouwen en voor het ontwikkelen van adequate zorgpaden. In deze studie onderzochten we het effect van de maternale BMI-klasse op het verloop van zwangerschap en baring en op perinatale uitkomsten na reguliere risicoselectie door de verloskundige. Met een toenemende BMI-klasse werden meer zwangeren verwezen tijdens zwangerschap en baring. Toch maakte een aanzienlijk deel van de obese vrouwen een ongecompliceerde zwangerschap en baring door. Nadere informatie over indicaties voor verwijzing en perinatale uitkomsten in de verwezen en niet verwezen groep werd op het congres gepresenteerd.
Download hier de presentatie van Darie Daemers
Sessie 3 – Innovatieve technologieën bij prenatale diagnostiek
Begeleider van deze sessie was Suze Jans, KNOV
De ethische uitdagingen van niet-invasieve prenatale diagnostiek (NIPD)
Dr. Adelheid Rigo, Hogeschool Universiteit Brussel/Campus Gezinswetenschappen
NIPD kan verschillende medische en psychologische voordelen bieden ten opzichte van de nu gebruikte invasieve prenatale diagnostiek: er is geen iatrogeen risico; het is accuraat en goedkoop; het gebeurt vroeg in de zwangerschap en vanuit de graduele beschermwaardigheid van de foetus kan NIPD ethisch wenselijker zijn. Gezien het niet-invasieve karakter van de testen zouden medici geneigd kunnen zijn om NIPD aan te bieden als standaardonderdeel van de prenatale zorg, evenwel zonder voldoende aandacht te schenken aan de geïnformeerde toestemming.
Bijkomende ethische aandachtspunten bij NIPD zouden kunnen zijn:
a. Een vroege diagnose kan de ouders belasten met moeilijke beslissingen aangaande een zwangerschapsafbreking die anders spontaan in een miskraam zou geëindigd zijn.
b. NIPD kan enerzijds voor meer en anderzijds voor minder ernstige aandoeningen worden gebruikt zonder voldoende rechtvaardiging.
c. Een groter gebruik van prenatale diagnostiek kan leiden tot een toename van het aantal selectieve abortussen en zelfs tot een daling van mensen met een afwijking.
Download hier de presentatie van Adelheid Rigo
De opvattingen en houdingen van zorgverleners omtrent prenatale diagnostiek. De uitdagingen van een cliëntgerichte begeleiding.
Sylvia Hübel, Kenniscentrum Hoger Instituut Gezinswetenschappen, Hogeschool-Universiteit Brussel
Een cliëntgerichte prenatale zorg vereist ??dat de begeleiding moet steunen op de waarden, overtuigingen en psycho-sociale behoeften van de toekomstige ouders. Empirische studies tonen dat de keuzes van ouders op verschillende manieren door de zorgverleners worden beïnvloed. De focus van ons kwalitatief onderzoek richt zich op de opvattingen en houdingen van zorgverleners met betrekking tot de praktijk en tot nieuwe ontwikkelingen in de prenatale diagnostiek. Wij trachten een inzicht te krijgen in de wijze waarop zij ouders begeleiden en onderzoeken in hoeverre ze een cliëntgerichte counseling bieden. Half gestructureerde diepte-interviews (n=41) werden afgenomen van huisartsen, vroedvrouwen en gynaecologen (november 2012-mei 2013). De grounded theory benadering werd gebruikt om de gegevens te analyseren.
Om optimale zorg te garanderen pleiten de zorgverleners voor: een uniforme behandeling waarbij alle patiënten dezelfde informatie krijgen; duidelijke richtlijnen en toewijzing van taken; instrumenten voor betere communicatie tussen de zorgverleners; ondersteunend materiaal en bijscholing.
Download hier de presentatie van Sylvia Hubel
RESPECT-studie – een eerste trimester predictiemodel naar preeclampsie en diabetes gravidarum: een interim-analyse
Marije de Ruiter, MSc. Onderzoeker, eerstelijns verloskundige, UMC Utrecht
De huidige risicoselectie in Nederland zou verbeterd kunnen worden door het toepassen van screeningsmodellen gebaseerd op maternale karakteristieken, bloeddruk, biomarkers en echoscopische parameters. De RESPECT-studie is met name gericht op voorspelling van preeclampsie (PE) en diabetes gravidarum (GDM). Beide complicaties zijn belangrijke veroorzakers van maternale en perinatale mortaliteit/morbiditeit.
In een prospectief cohortonderzoek van 4000 zwangeren wordt het screeningsmodel gevalideerd. Het algoritme is gebaseerd op maternale karakteristieken, biochemische serummarkers, Dopplermeting van de arteria uterina en bloedruk of glucose. De sensitiviteit, specificiteit en afkappunten van verschillende modellen zullen vastgesteld worden.
De resultaten van een eerste interimanalyse (n=2000) werden gepresenteerd.
Een voldoende valide screeningsmodel zal in een vervolgonderzoek worden getoetst op effectiviteit. Zwangeren met een hoog risico op complicaties zullen daarop aangepaste zorgpaden worden aangeboden. Bij effectieve vroegtijdige opsporing van preeclampsie en diabetes gravidarum kunnen de maternale en perinatale uitkomsten van de zwangerschap worden verbeterd.
Download hier de presentatie van Marije de Ruiter
Sessie 4 – Postertour
Begeleider van deze sessie was Pien Offerhaus, KNOV
Postertour van zes opvallende presentaties met korte presentaties van de onderzoekers zelf. Een ideale manier om in kort tijdsbestek een goede indruk van de aanwezige posters te krijgen. Voor de postertour werden de volgende zes posters geselecteerd:
Groepsconsulten voor tienerzwangeren. Een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van tieners
Tania Kingma en Fleur Broers, verloskundigen en oud-studenten AVAG i.s.m. verloskundigenpraktijk Lavita
In de obstetrische zorg is toenemend aandacht voor preventie. Gezondheidswinst lijkt met name te halen in de lage sociaal economische klasse, bijvoorbeeld bij tienerzwangerschappen. Risicofactoren voor foetale en neonatale morbiditeit, zoals roken, alcoholgebruik, drugsgebruik, eenzijdige voeding en zorg mijden zijn geassocieerd met tienerzwangerschappen. Explorerend kwalitatief onderzoek onder tienerzwangeren toont dat groepsconsulten een bijdrage aan de gezondheidswinst kunnen leveren. Ze zeiden meer informatie te ontvangen tijdens groepsconsulten dan tijdens individuele consulten en adviezen van de groepsconsulten beter op te volgen. De tieners associeerden zich met elkaar, steunden en hielpen elkaar. Ook leverden de groepsconsulten een bijdrage aan het zelfvertrouwen van tienerzwangeren.
Download hier de poster van Tania Kingma en Fleur Broers
Pretest KNOV/NVOG patiënten folder voor minder leven voelen: terugdringen van patient-delay
Bert Zeegers, MD. Docent/onderzoeker AVM
KNOV en NVOG ontwikkelen gezamenlijk een patiënten folder voor minder leven voelen (MLV) met als doel het terugdringen van patient-delay. De folder kent naast een oproep bij ongerustheid over kindsbewegingen contact op te nemen met de verloskundige zorgverlener, ook een instructie (tellen!) als de zwangere zich afvraagt of de baby minder beweegt. Een pretest (gebruikmakend van het ASE-model) van de folder is uitgevoerd om potentiële gedragsveranderingen bij zwangeren te onderzoeken. Resultaten pretest: geen inductie van angst, betere symptoomherkenning MLV door zwangeren, afname patient-delay door een toename van eigen effectiviteit te handelen bij MLV en door het verminderen van barrières bij hulpzoekend gedrag.
Download hier de poster van Bert Zeegers
Is er verband relatie tussen angst, gemeten tijdens het eerste trimester van de zwangerschap, en het verloop van de baring?
J.M. Koelewijn, Dr. Docent Master Verloskunde AMC/UvA en docent Huisartsopleiding UMCG
Het doel van onze studie was na te gaan of zwangeren die in het eerste trimester van de zwangerschap hoog scoren op angst meer kans hebben op een niet vorderende baring. Methode: We gebruikten data van de ABCD-studie, waarin Amsterdamse vrouwen zijn opgenomen die in 2003 en 2004 zwanger waren, van wie 45% van niet-Nederlandse afkomst. Van 6463 vrouwen waren zowel de angstscore als gegevens van de bevalling beschikbaar. Angst werd gemeten met de State Trate Anxiety Inventory (STAI), een gevalideerde vragenlijst die veelvuldig wordt gebruikt om angst te meten. In de onderzoeksgroep had 31% een hoge angstscore. Er werd na correctie voor achtergrondkenmerken geen associatie gevonden met het verloop van de bevalling: er was geen verschil in overdrachten durante partu, in bijstimulatie en in kunstverlossingen. Wel kregen nulliparae met een hoge angstscore vaker pijnbestrijding tijdens de baring, terwijl bij multiparae met een verhoogde angstscore de baring vaker werd ingeleid.
Download hier de poster van Joke Koelewijn
Socio-demografische factoren beïnvloeden de uptake van de combinatietest en het SEO
Janneke Gitsels – van der Wal, MA. Verloskundige, onderzoeker Midwifery Science EMGO+/Vumc en docent AVAG
Zwangere vrouwen krijgen twee non-invasieve screeningstesten op congenitale afwijkingen aangeboden; de combinatietest (CT) en het Structureel Echoscopisch Onderzoek (SEO). Landelijk onderzoek in 20 verloskundige praktijken (N=5216) toonde een gemiddelde CT uptake van 23% en SEO uptake van 90%, variërend van 4-48% en 62-98% binnen de praktijken. Protestantse vrouwen en multiparae deden minder vaak beide testen en vrouwen met een hoger inkomen deden de testen vaker. Bovendien deden vrouwen van 31 jaar en ouder en allochtone vrouwen vaker de CT en vrouwen uit regio Oost minder vaak de CT. Hoogopgeleide vrouwen deden vaker het SEO en Moslima’s minder vaak het SEO.
Download hier de poster van Janneke Gitsels-van der Wal
Samen werken aan zorg voor kwetsbare zwangeren in Zuidwest Nederland
Nynke de Groot, MSc. Erasmus MC
Onderzoeksproject in het kader van het ZonMw programma zwangerschap & geboorte van Regionaal Consortium Zuidwest Nederland, waarin circa 35 partijen deelnemen. Zij werken samen aan verbeterde zorg voor kwetsbare zwangeren in de regio. Het onderzoekproject zich richt op tijdige detectie van kwetsbare zwangeren en een adequate toeleiding naar de juiste zorg. Doel van het consortium is de verbetering van zorg aan kwetsbare zwangeren, verbetering van eigen kennis en kunde gericht op kwetsbare zwangeren, een afname van het aantal onverwachte SGA en premature pasgeborenen en onverwachte AMK meldingen bij kwetsbare zwangeren.
Tijdens de presentatie werd de (bottom up) aanpak van dit regionaal consortium gepresenteerd en wat dit reeds heeft opgeleverd. Ook wordt kort ingegaan op de beide onderzoeken in dit kader en worden de eerste resultaten (uitkomsten nulmeting) gepresenteerd.
Download hier de poster van Nynke de Groot
Kennis over SOA’s en zwangerschap laag
Kirsten Heetkamp, MA, MSc. VAR/Erasmus MC/Verloskundigenpraktijk
In het kader van het Rotterdamse ‘Klaar voor een kind’ hebben de Voorlichters Perinatale Gezondheid (VPG-ers) voorlichting gegeven over SOA’s en zwangerschap. Voor de voorlichting was er een nulmeting omtrent de kennis op dit gebied. Doel van het onderzoek is om inzicht te verwerven in het kennisniveau omtrent SOA’s en zwangerschap onder achterstandsgroepen. Hiertoe gaven de VPG-ers groepsvoorlichting over SOA en zwangerschap aan mannen en vrouwen uit van verschillende etnische groepen (autochtoon/ allochtoon). De werving van de deelnemers verliep via middelbare scholen, ROC’s, moskeeën, vrouwenstudio’s, ouderconsulenten op basisscholen, flyers en sociale netwerken. De voorlichting vond plaats in november en december 2011. Voorafgaand aan de voorlichting kregen alle deelnemers een vragenlijst waarin vragen opgenomen waren met betrekking tot de kennis omtrent SOA´s en zwangerschap. Na exclusie (n=23) door leeftijd (> 45 jaar), zijn er 268 vragenlijsten geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat het kennisniveau over SOA’s en zwangerschap niet optimaal is. Aanbevolen wordt om interventies in te zetten op kennisvermeerdering onder jongeren, want zij zijn de ouders van de toekomst.