Ronde 1: 11.15-12.30 uur

151486_Headers Conferentie Kennispoort_Header ronde 1

Workshop 1: Gezamenlijke Besluitvorming

Marianne Nieuwenhuijze (lector Midwifery), Meike Windhausen (docent) en dr. Irene Korstjens (docent-onderzoeker, gezondheidswetenschapper) lectoraat Midwifery Science, Academie Verloskunde Maastricht-Zuyd

Foto Irene Korstjens lowres

Deze workshop biedt verloskundigen concrete en onderbouwde handvatten om professionele cliëntgerichte zorg te bieden. Op welke momenten van de zwangerschap hebben vrouwen behoefte aan gezamenlijke besluitvorming en hoe willen ze daar invulling aan geven? En niet onbelangrijk: wat voor competenties heb je als zorgverlener nodig om dit proces van besluitvorming te begeleiden? De inzichten zijn afkomstig uit het promotieonderzoek van Marianne Nieuwenhuize ‘On speaking terms: choice and shared decision-making in maternity care’.

 

Parallelsessie EBM 1 – Nieuwe uitkomsten
(sessieleider: Trees Wiegers)

Haptonomische zwangerschapsbegeleiding en de Prenatale Gehechtheid van ouders aan hun Kind: Een effectstudie. Monica Pollmann, MSc., Pedagoge, GZ-haptotherapeute, haptonomische zwangerschapsbegeleider, docent
Parallelsessie Evidence 1 - Monica Pollmann
Dit quasi-experimentele  onderzoek richt zich op de vraag of de prenatale gehechtheid en de gehechtheid kort na de geboorte van ouders aan hun kind positief te beïnvloeden is door het volgen van Haptonomische Zwangerschapsbegeleiding (HZB).  Een interventie- en een controle groep (47 – 40 ouderparen) werden met elkaar vergeleken. Haptonomische zwangerschapsbegeleiding heeft, naast aandacht voor het zo natuurlijk mogelijk laten verlopen van de zwangerschap en geboorte, ook aandacht voor het bevorderen van het prenatale affectieve contact tussen ouders en kind en de communicatie tussen de ouders die daarmee samenhangt. De prenatale gehechtheid werd gemeten via traditionele vragenlijsten, (MAAS/PAAS, MFAS, MPAS/PIAS) en via een beeldrepresentatie met betrekking tot de interpersoonlijke gevoelsafstand tussen ouders en kind (PRAM) op 20 en 35 weken zwangerschap en 6 weken na de geboorte. Eerder onderzoek naar het effect van deze Haptonomische vorm van zwangerschapsbegeleiding op de gehechtheid van ouders aan hun kind is niet bekend.

Preventief effect en financiële impact van calciumsuppletie tijdens de zwangerschap: een evidence synthese. Linda Meertens, MD, MSc. Universiteit Maastricht, vakgroep Epidemiologie
Thema Evidence Parallelsessie - Linda MeertensEen meta-analyse van gerandomiseerde preventiestudies (Hofmeyr et al. 2014) heeft aangetoond dat calciumsuppletie tijdens de zwangerschap het risico op pre-eclampsie met 55% verlaagt. Desondanks behoort deze relatief goedkope en veilige preventieve interventie niet tot de standaard prenatale zorg. De impact van een interventie in de klinische praktijk is, naast het preventieve effect, afhankelijk van een aantal factoren o.a.: grootte van doelpopulatie, omvang huidige gebruikers, verwachte uptake, kosten interventie en kosten complicatie. In een analytisch model hebben we deze factoren meegenomen, om een realistische schatting te maken wat de gezondheidseffecten en financiële impact zouden kunnen zijn wanneer men calciumsuppletie gaat adviseren aan alle Nederlandse zwangeren of aan subgroepen. Ons model laat zien dat het aantal gevallen van pre-eclampsie met 27% zou kunnen afnemen (1347/jaar) wanneer men calciumsuppletie zou adviseren aan alle zwangeren. Deze reductie zou tevens een netto kostenbesparing kunnen opleveren van ongeveer €7.500.000,- euro per jaar.

De toepassing van m-Health ter verbetering van voeding en leefstijl in de periconceptie periode. De eerste resultaten van de survey. Drs. Matthijs van Dijk, arts-onderzoeker ‘Slimmer Zwanger’ en  ‘Rotterdam Predict-studie’
Thema 1 Evidence - Parallelsessie Matthijs van Dijk
Wereldwijd is ongezonde voeding en leefstijl een toenemend probleem, ook voor de reproductieve populatie. Om voeding en leefstijl te verbeteren bij vrouwen en mannen met een kinderwens of zwangerschap heeft het Erasmus MC het persoonlijke online coachingsprogramma ‘Slimmer Zwanger’ ontwikkeld. Patiënten die in 2012-2014 het Erasmus MC of één van de participerende verloskundigepraktijken bezochten i.v.m. een kinderwens of zwangerschap werden uitgenodigd gratis deel te nemen aan het Slimmer Zwanger-programma. Na het invullen van de baseline-vragenlijst werden inadequate voedings- en leefstijlgewoontes (risicofactoren) geïdentificeerd, waarna een persoonlijk coachingsprogramma, middels SMS en e-mail, werd gegenereerd dat specifiek gericht is op het verbeteren van de geïdentificeerde risicofactoren. De eerste, veelbelovende, resultaten m.b.t. effectiviteit van deze interventie en de invloed hiervan op vruchtbaarheid (zwangerschapskans) zullen worden gepresenteerd

Cognitieve gedragstherapie (CBT) voor angst en depressie tijdens de zwangerschap: een randomized controlled trial. Dr. Tjitte Verbeek, arts en epidemioloog, UMCG
Thema Evidence - Parallelsessie Tjitte Verbeek
In onze studie namen de symptoomniveaus van angst en depressie af, maar er werden geen verschillen gevonden tussen de twee groepen. Hierdoor konden we niet bevestigen dat CBT leidt tot een sterkere afname van symptomen van angst en depressie na 36 weken zwangerschap. Ook vonden we geen verschillen in geboortegewicht of zwangerschapsduur. Echter, in de groep met deelneemsters met een diagnose die onder de DSM-IV classificatie van angst valt, zagen we dat het gemiddelde geboortegewicht meer dan 275 gram lager was en de gemiddelde zwangerschapsduur ongeveer een week korter was, wanneer zij CBT kregen. Deze nadelige effecten zouden verklaard kunnen worden doordat het angstniveau tijdens de zwangerschap hoger was, mogelijk als gevolg van de confronterende technieken tijdens de psychotherapie. Hoewel CBT als behandeling voor angst en depressie tijdens de zwangerschap hoogstwaarschijnlijk wel effectief is voor de preventie van postnatale depressie, lijkt CBT geen effect te hebben op symptomen tijdens de zwangerschap en op belangrijke obstetrische uitkomsten.

 

Parallelsessie Cliënt 1 – Food for thought
(sessieleider: Corine Verhoeven)

Mooie actuele thema’s met veel voer voor discussie over cliëntgerichte zorg. Vandaar dat bij deze sessie ook keynotespreker Joyce Hoek-Pula aanschuift als panellid.

What women want! Verwachtingen, voorkeuren en wensen van zwangere vrouwen met betrekking tot uitbreiding van risicoselectie voor preeclampsie.  Marije de Ruiter MSc. en drs. Neeltje Crombag, verloskundigen en PhD bij UMCU, locatie WKZ.
Thema Client - Parallelsessie_MarijeLamain_deRuiterInternationaal wordt veel onderzoek gedaan naar het uitbreiden van het prenatale testaanbod naar zowel foetale als maternale complicaties, zoals bijvoorbeeld preeclampsie. In deze studie bestudeerden we met behulp van focus groep onderzoek de verwachtingen, voorkeuren en wensen van zwangere vrouwen met betrekking tot uitbreiding van de huidige risicoselectie voor preeclampsie. Vrouwen in deze studie hadden voornamelijk een positieve houding ten aanzien van uitbreiding van risicoselectie. Kennis over risico’s zou leiden tot meer persoonlijke betrokkenheid. Door extra persoonlijke alertheid en preventieve maatregelen in geval van een hoog risico, verwachten de vrouwen bij te kunnen dragen aan verbetering van de zwangerschapsuitkomsten. Voornaamste nadeel van testen was toegenomen ongerustheid, te verminderen door informatie en intensieve begeleiding. Vrouwen uit niet-stedelijke gebieden zagen medicalisering van de zwangerschap als mogelijk nadeel, aan de andere kant hadden vrouwen uit stedelijke gebieden een voorkeur voor meer specialistische zorg.

Baren Buiten het Systeem; een verkenning van de literatuur
Dr. Lianne Holten (AVAG) en dr. Esteriek de Miranda (AMC), verloskundigen-onderzoekers WONDER-studie
Parallelsessie Client - Esteriek de Miranda Parallelsessie Client - Lianne Holten
Er is een groeiende groep vrouwen in Nederland die zich niet conformeert aan de afspraken rondom medische/plaats indicaties zoals die in richtlijnen en protocollen zijn opgenomen. Sommige vrouwen onttrekken zich bewust aan de geboortezorg. De WONDER-studie onderzoekt (met mixed-methods) o.a. de ervaringen en motieven van deze vrouwen omdat meer inzicht nodig is in de oorzaken van deze ‘mismatch’ tussen het Nederlands systeem van geboortezorg en de zorgbehoeften van deze groep vrouwen. Buitenlandse studies laten zien dat andere opvattingen over betrouwbare kennis, risico- en risicoperceptie, veiligheid, autonomie en verantwoordelijkheid hierbij een grote rol spelen. Bevallen buiten het systeem is soms een positieve eerste keuze, maar veel vaker blijken negatieve ervaringen met de geboortezorg de bepalende factor. Bezorgdheid over consent, (onnodige) interventies en mogelijk verlies van een goede geboorte-ervaring zijn o.a. redenen om het formele systeem van geboortezorg te vermijden.

Electieve inleiding, een trend die te snel is aangewend? Lizette Videler-Sinke, PA i.o. en klinisch verloskundige, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en Josine Lageweg, PA i.o. en klinisch verloskundige, Zaans Medisch Centrum
Parallelsessie Client - Lizette Videler-SinkeParallelsessie Client Josine Lageweg
Wereldwijd is er een stijging in het aantal inleidingen van de baring op zowel medische als electieve indicatie. Nationaal is er discussie over de exacte cijfers. Het percentage inleidingen onder alle zwangeren steeg naar 24% (2010) en lijkt momenteel rond de 20% te liggen. Is het dan daadwerkelijk zo dat 1 op de 5 vrouwen een medische indicatie heeft die een inleiding verantwoord? Een inleiding is niet zonder risico’s.  Zo is er een toename van epidurale pijnstilling. De gevolgen op het aantal Sectio Caesarea is onduidelijk. Neonaten geboren bij een termijn < 39 weken hebben meer risico op complicaties. Dit pleit voor een negatief advies in het electief inleiden vóór 39 weken. Daarnaast is meer onderzoek nodig naar de achtergrond van de stijging zodat initiatieven kunnen worden ontwikkeld om het aantal inleidingen terug te dringen. Implementatie van een informed consent was internationaal reeds succesvol en verdient een plek in de Nederlandse richtlijnen.

Samen werken aan zorg voor kwetsbare zwangeren in Zuidwest Nederland. De veldstudie. Nynke de Groot MSc., Onderzoeker in opleiding, Verloskunde & Gynaecologie,
Erasmus MC.
Paralleslsessie Client - Nynke de Groot
Het Regionaal Consortium Zwangerschap & Geboorte Zuidwest Nederland richt zich op het realiseren van gestructureerde zorg voor kwetsbare zwangeren.  In dit onderzoeksproject zijn dit zwangeren waarbij sprake is van psychopathologie en/of psycho­sociale problemen en/of middelengebruik (PPM), in combinatie met een gebrek aan persoonlijke hulpmiddelen (bv lage SES, achterstandsituatie). De veldstudie is het onderdeel van het project waarin bij alle betrokken verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen het aantal kwetsbare zwangeren in beeld wordt gebracht d.m.v. de Mind2Care vragenlijst; een voor dit doeleinde ontwikkelde en gevalideerde screeningslijst. Momenteel wordt data verzameld binnen >30 praktijken. De sample van >2.000 cliënten is overwegend van westerse komaf (93%) en hoog opgeleid (60%). De prevalentie van PPM is echter hoog (51%) en ook lijkt de spreiding van PPM tussen de praktijken minder groot dan verwacht (38-60% totale PPM en 18-45% actuele PPM). De resultaten benadrukken het belang van systematische screening en hulpverlening.


Parallelsessie Zorgverlener 1: Professioneel handelen

(sessieleider: Edwin van Teijlingen)

Kennis, vaardigheden & attitude van zorgprofessionals in Zuidwest Nederland over kwetsbare zwangeren. Hanneke Torij RM MSc., lector en onderzoeker, Kenniscentrum Zorginnovatie, Hogeschool Rotterdam
Parallelsessie Zorgverleners Hanneke Torij
Vanuit het Regionaal Consortium Zuidwest Nederland wordt een onderzoeksproject uitgevoerd met als doel het vormgeven van gestructureerde zorg voor kwetsbare zwangeren. Daarnaast wordt het consortium zelf geëvalueerd. Hierbij wordt d.m.v. een survey onderzocht welke kennis, vaardigheden en attitude zorgprofessionals in Zuidwest Nederland hebben ten aanzien van kwetsbare zwangeren aan het begin (T=0) en aan het einde (T=1) van de looptijd van het regionaal consortium. In de tussentijd vinden interventies plaats die gericht zijn op verbetering van kennis, vaardigheden en attitude over kwetsbare zwangeren. De nulmeting van het onderzoek is afgerond. In totaal zijn 555 vragenlijsten verstuurd en is de respons 43% (n=237).
De resultaten geven inzicht in wat verloskundige zorgverleners weten over kwetsbare zwangeren problematiek, in wat ze doen en in wat ze vinden. Zo vinden zorgverleners extra aandacht aan kwetsbare zwangeren nuttig en noodzakelijk en geven ze aan behoefte te hebben aan meer kennis hierover.
Op basis van de resultaten worden de interventies van het consortium inhoudelijk verder vormgegeven.

Het volgen van een richtlijn in de dagelijkse praktijk: Preventie van early onset groep B streptokokken ziekte bij de pasgeborene. Diny Kolkman RM MSc., promovenda TNO Leiden, Child Health, VUmc Amsterdam, afdeling obstetrie en gynaecologie
Thema Zorgverleners - Diny Kolkman
Preventie van early onset groep B streptokokkenziekte bij de pasgeborene is mogelijk door antibiotica profylaxe te geven aan vrouwen tijdens de baring. Er worden (inter)nationaal verschillende preventieve strategieën gebruikt, vastgelegd in richtlijnen: maternale screening op GBS, toepassing van GBS-risicofactoren of een combinatie van maternale screening en toepassing van GBS-risicofactoren. In drie VSV regio’s in Nederland zijn drie verschillende preventie strategieën (vastgelegd in richtlijnen) geïmplementeerd en is bestudeerd hoe deze zijn gevolgd in de praktijk. Bij vrouwen die in aanmerking komen voor antibiotica profylaxe wordt de bijbehorende aanbeveling vaak niet opgevolgd of wordt de uitvoering anders gedaan dan de aanbeveling voorschrijft.
Inzicht in redenen om aanbevelingen niet op te volgen is nodig om te begrijpen hoe preventie van GBS ziekte bij de pasgeborene te verbeteren is.

Invloeden op het gedrag van verloskundigen ten aanzien van cliëntgerichte zorg.
Yvonne Fontein RM MSc., PgDHE verloskundige, docent en onderzoeker, Hogeschool Rotterdam
Yvonne Fontein
Invulling aan cliënt gerichte zorg is niet eenduidig. Om inzicht te krijgen waarom dit zo is werden de gedragsbeïnvloedende factoren ten aanzien van cliëntgerichte zorg kwalitatief onderzocht. De attitude van de verloskundigen had grote invloed te hebben op hun eigen effectiviteit. Client gerichte zorg is ‘zorg op maat’ maar ‘niet grenzeloos’ was een unanieme bevinding. Niet iedere verloskundige vertrouwde erop dat zij zelf voldoende vaardigheden in huis heeft om cliëntgericht te kunnen werken. Sociale invloed voortkomend uit de wensen van de cliënt, en de niet-cliënt gericht visie van collega’s had een belemmerende invloed op attitude om cliënt gericht te werken. Een eenduidige praktijkvisie werd ervaren als ondersteunend om cliëntgericht te werken. Eigen grenzen, irreële wensen en verwachtingen van de cliënt en logistieke factoren werden ervaren als barrières en beïnvloedden het gedrag van de verloskundigen ten opzichte van het verlenen van cliëntgerichte zorg.

Postertour 1: thema Evidence
(sessieleider: Greta Rijninks)
Postertour van opvallende presentaties rondom dit subthema met korte presentaties van de onderzoekers zelf. Een ideale manier om in kort tijdsbestek een goede indruk van de aanwezige posters te krijgen.

PROFICIAT-studie: Prostaglandine versus een Foleycatheter als inductiemethode bij IUGR of oligohydramnion a terme.
Marieke de Vaan, klinisch verloskundige, MPA Jeroen bosch Ziekenhuis/Hogeschool Rotterdam
Marieke de VaanIn zwangerschappen waarin sprake is van IUGR en/of oligohydramnion wordt een verhoogd risico gezien op een sectio wanneer wordt ingeleid met prostaglandine E2. Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of het gebruik van een Foleycatheter het sectiopercentage kan verlagen. In deze cohortstudie met historische vergelijkingsgroep werden in totaal 218 vrouwen geïncludeerd. Daarnaast zijn de rest van alle ingeleide baringen in de analyse meegenomen als controlegroepen. Bij het gebruik van een Foleycatheter werd een lager sectiopercentage gevonden (11% versus 23%; RR 0.48; 95%CI 0.25-0.91). Dit verschil werd vooral veroorzaakt door minder sectio’s wegens foetale nood ≤3cm ontsluiting.

Caesarean Section Rates in Subgroups of Dutch Women and Perinatal Outcomes.
Dr. Caroline Geerts, arts, docent en senior-onderzoeker, Midwifery Science, AVAG/EMGO+/VUmc Postersessie Evidence - Caroline GeertsWereldwijd is het percentage sectiones caesareae (SC) de laatste jaren toegenomen. Als een van de weinige uitzonderingen, heeft Nederland een relatief beperkte stijging over de jaren (van 15,1% in 2004 tot 17,0% 2010). In deze studie willen we in de data van de Perinatale Registratie Nederland onderzoeken welke factoren binnen de verloskundige zorg hebben bijgedragen aan het relatief lage SC percentage in Nederland. Van 685,452 geboortes in 2007-2010 was het SC percentage 15,6%. Een aantal obstetrische factoren vielen op, en deze zouden hebben kunnen bijgedragen aan het relatief laag houden van het SC percentage in Nederland. Wereldwijd is het percentage sectiones caesareae (SC) de laatste jaren toegenomen. Als een van de weinige uitzonderingen, heeft Nederland een relatief beperkte stijging over de jaren (van 15,1% in 2004 tot 17,0% 2010). In deze studie willen we in de data van de Perinatale Registratie Nederland onderzoeken welke factoren binnen de verloskundige zorg hebben bijgedragen aan het relatief lage SC percentage in Nederland. Van 685,452 geboortes in 2007-2010 was het SC percentage 15,6%. Een aantal obstetrische factoren vielen op, en deze zouden hebben kunnen bijgedragen aan het relatief laag houden van het SC percentage in Nederland.

Amniotomy to speed up labour? The relationship between amniotomy and the duration of dilatation.
Anneke Pouwels, Rowan Drittij, Maaike Groeneveld (i.o.), verloskundigen en Bert Zeegers, arts.Poster Thematour 1 - Anneke Pouwels Rowan Drittij Maaike GroeneveldPoster Thematour 1 - Bert Zeegers low res
Amniotomie is een vaak gebruikte intra-partum interventie. Hoewel het effect op de ontsluiting twijfelachtig is, wordt de amiotomie vaak verricht met het idee om de baring te versnellen. Met data uit het Verloskundig Casusregistratie Systeem (VeCaS), een databank van de Academie Verloskunde Maastricht, is onderzoek gedaan naar de relatie tussen het kunstmatig breken van de vliezen en de duur van de ontsluiting in een laag risico populatie met een spontane aterme start van de baring. Het onderzoek toonde dat in de groep waar de vliezen kunstmatig gebroken werden de ontsluitingsfase 51 minuten langer duurde. Moeten we amniotomie routinematig verrichten?

Een secundaire longitudinale analyse van effecten van verschillende soorten pijnstilling op bevallingsduur en modus partus.
Dr. Lianne Zondag, MSc., verloskundige, Hannover Medical School
Poster Thematour 1 Lianne Zondag
Dit longitudinale onderzoek (n=2.074) heeft de associatie van opioïde en epidurale pijnstilling op de bevallingsduur en modus partus onderzocht. Risicofactoren voor epidurale pijnstilling waren bijstimulatie, PROM, inleiding en langere bevallingsduur. Bij gecombineerde pijnstilling werden vaak eerst opioïden toegediend. Vrouwen zonder pijnstilling hadden de kortste bevallingsduur en grootste kans op een spontane partus. Vrouwen met opioïde pijnstilling hadden een kortere ontsluitingfase dan vrouwen met een epiduraal of vrouwen met een combinatie van opioïde en epidurale pijnstilling. Vrouwen met epidurale pijnstilling of gecombineerde pijnstilling hadden een verlengde uitdrijving en kleinere kans op een spontane partus vergeleken met vrouwen zonder pijnstilling.

Onderzoek naar het gebruik van episiotomieën in de eerstelijns verloskundige zorg in Nederland. 
Anna Seijmonsbergen-Schermers MSc., verloskundige, klinisch epidemioloog
Poster Thematour 1 - Anna Seijmonsbergen-SchermersOmdat een episiotomie veel negatieve gevolgen met zich kan meebrengen, hebben we het episiotomiegebruik in Nederland opnieuw in kaart gebracht. We vonden een episiotomie-incidentie van 10,8% (20,9% voor nulliparae). Een episiotomie kwam vaker voor bij vrouwen met een langdurige uitdrijvingsfase en bij ziekenhuisbevallingen. Bij vrouwen die een episiotomie kregen, ontstonden vaker ruim bloedverlies en perineumklachten. De meest voorkomende indicatie was langdurige uitdrijving (nulliparae) en een episiotomie in anamnese of ter preventie van een omvangrijke perineumruptuur (multiparae). Een episiotomie zou beperkt gebruikt moeten worden en de indicaties voor het zetten van een episiotomie moeten (opnieuw) tegen het licht gehouden worden.

Is het nodig om de huid te hechten na een tweedegraads ruptuur of episiotomie?
Anna Seijmonsbergen-Schermers MSc., verloskundige, klinisch epidemioloog
Poster Thematour 1 - Anna Seijmonsbergen-Schermers
Met deze systematische review hebben we onderzocht of niet hechten van de huid met of zonder huidlijm voordelen heeft t.o.v. wel hechten van de huid na een tweedegraads ruptuur of episiotomie. Uit de resultaten blijkt dat niet hechten van de huid de pijnklachten op korte en lange termijn kan doen verminderen, maar er meer kans is op wijken van de huid op de korte termijn. Bij het gebruik van huidlijm is er geen verhoogd risico op wijken van de huid. Zorgverleners zouden vaker de huid ongehecht kunnen laten of huidlijm kunnen overwegen, rekening houdend met hoe de wondranden gepositioneerd zijn.

WOMB project: Women, their Offspring and iMproving lifestyle for Better cardiovascular health of Both.
Dr. Cornelieke van de Beek, postdoc onderzoeker, AMC – Vrouwenkliniek, divisie VKC
Poster Thematour 1 - C. van de Beek
Het WOMB project betreft de follow-up van de Lifestyle studie, een multicenter gerandomiseerde gecontroleerde trial. Binnen de oorspronkelijke studie werd gekeken naar de effecten van leefstijlbegeleiding bij patiënten met overgewicht en verminderde vruchtbaarheid ter preventie van onnodige vruchtbaarheidsbehandelingen en verbetering van zwangerschapsuitkomsten. In het WOMB project staat de vraag centraal of de preconceptionele leefstijlbegeleiding effect heeft op de latere (cardiovasculaire) gezondheid van de deelneemsters (WOMB women)(N = 280 interventiegroep, N = 284 controle groep) (WOMB women) en hun kinderen (WOMB kids) (N = 144 interventiegroep, N = 157  controle groep). In deze posterpresentatie zal het studiedesign worden besproken en de eerste resultaten worden gepresenteerd.