Workshop 2: Ongeassisteerde Bevalling of Vrije Geboorte?
Michelle ten Berge MSc. (verloskundige en onderzoeker) en Dr. Suze Jans (verloskundige, redacteur, onderzoeker – KNOV)
In het licht van toegenomen medicalisering en protocollering van de geboortezorg lijkt er een groeiende groep vrouwen te zijn die zich afzet tegen de gebaande reguliere zorgpaden. Deze vrouwen willen zo vrij mogelijk kunnen baren. Ofwel ‘hands off’, ofwel helemaal alleen; ook wel Freebirth of Unasssisted Childbirth genoemd. Internationaal is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar deze groep vrouwen. In Nederland tot voor kort nog helemaal niet. Michelle ten Berge deed voor haar European Master of Science in Midwifery onderzoek naar de ongeassisteerde bevalling in Nederland. Tijdens deze workshop worden kort de resultaten gepresenteerd, maar gaan we vooral met elkaar in gesprek over hoe zorgverleners om kunnen gaan met een dergelijke zorgvraag. Ook gaan we actief aan de slag met communicatie vaardigheden. Doel van deze workshop is om de communicatie van zorgverleners te verbeteren door het vergroten van kennis over en begrip voor deze specifieke clientengroep.
Parallelsessie EBM 2 – Hulp bij lastige keuzes
(sessieleider: Hanneke Torij)
Inleiden van de bevalling: 41 of 42 weken? Een overzicht van de evidence.
Judit Keulen MSc., verloskundige-onderzoeker INDEX studie en dr. Esteriek de Miranda, projectleider INDEX-studie
Serotiniteit is geassocieerd met een toename van slechte perinatale en maternale uitkomsten. In verschillende systematische reviews wordt echter geconcludeerd datinleiden vanaf 41 weken al geassocieerd is met betere perinatale uitkomsten zonder een toename van secundaire sectio’s. De beleidsdiscussie richt zich dan ook op de vraag of er niet beter bij 41 weken kan worden ingeleid in plaats van bij 42 weken. In een heranalyse van perinatale en maternale uitkomsten van in systematic reviews opgenomen studies hebben wij perinatale sterfte, meconiumaspiratie en secundaire sectio na inleiden bij 41 weken vergeleken met inleiden bij 42 weken. Van de veertien gerapporteerde perinatale sterftes in de studies, vonden er twee plaats tussen 41 en 42 weken. In één studie werd meconium aspiratie tussen 41 en 42 weken gerapporteerd. Er was geen verschil in secundaire sectio. Of inleiden bij 41 weken in plaats van 42 weken leidt tot betere perinatale en maternale uitkomsten is nog onduidelijk.
Gestandaardiseerd of geïndividualiseerd? Welke groeicurve spoort de meeste groeibeperkte foetussen op met nadelige perinatale uitkomsten?
Laurenza Broere, klinisch verloskundige (MPA-KV) Erasmus MC
Door middel van een retrospectieve analyse van een prospectieve cohort studie met 9778 zwangerschappen werden drie verschillende antenatale groeicurven (Hadlock et al. (1985), Gardosi et al. (1992), Gaillard et al. (2011)) vergeleken. De vraagstelling van het onderzoek luidde: “Welke groeicurve classificeert de meeste groeibeperkte foetussen op basis van perinatale morbiditeit en mortaliteit?”. Na exclusie 7954 (81,3%) zwangerschappen over voor analyse. Na analyse blijkt dat de individuele groeicurven van Gardosi et al. en Gaillard et al. daadwerkelijk individualiseren voor maternale en foetale karakteristieken. Alle groeibeperkte foetussen vaker nadelige perinatale morbiditeit te vertonen dan de niet-groeibeperkte foetussen. Bij de vergelijking tussen de curven werd er maar één verschil gevonden waardoor er niet geantwoord kon worden welke curven de meeste groeibeperkte foetussen met nadelige perinatale uitkomsten classificeert. Deze uitkomst is mogelijk te wijten aan een type II-fout.
Variatie in verwijzingen tijdens de baring. Aanleiding voor zelfreflectie.
Dr. Pien Offerhaus, verloskundig onderzoeker AV-M, beleidsmedewerker richtlijnontwikkeling KNOV
PRN analyse laat zien dat verloskundigen praktijken sterk variëren in de mate waarin zij vrouwen tijdens de bevalling naar de tweede lijn verwijzen. Voor de bevalling van nulliparae varieert het verwijspercentage van minder dan 40 procent tot 80 procent in de periode 2008-2010. Het verwijsbeleid hangt samen met de kans voor nullipare vrouwen op een spontane vaginale bevalling. Vrouwen in de groep praktijken met de laagste verwijzingen kregen minder vaak een vaginale kunstverlossing of keizersnede dan praktijken in de middengroep of de groep met de hoogste verwijzingen. Het lagere gebruik van pijnbestrijding en/of bijstimulatie droeg bij aan dit verschil. Verloskundigen blijken te verschillen in de manier waarop ze beslissingen nemen. Risicoperceptie, het gevolgde protocol, de attitude ten opzicht van ‘bewaken fysiologie’, en de samenwerking met het ziekenhuis spelen een rol. Verloskundigen moeten reflecteren op hun verwijsbeleid, en blijven onderzoeken hoe ze de kansen op een normale spontane bevalling kunnen optimaliseren.
Variatie in verloskundig handelen in de 1e en 2e lijn: illustraties vanuit de Perinatale Registratie en de RIVM Zorgbalans.
Dr. Chantal Hukkelhoven, epidemioloog Perined en Ir. Mieneke de Bruin-Kooistra, zorgonderzoeker RIVM
Er bestaan grote verschillen tussen ziekenhuizen in o.a. het percentage ingeleide baringen, kunstverlossingen, sectio’s en episiotomieën. In deze studie willen we in de data circa 1.400.000 zwangere vrouwen en geboren kinderen, vastgelegd in de Perinatale Registratie over de periode 2005 – 2012 onderzoeken hoe groot de variatie in medisch handelen is en of deze variatie blijft bestaan indien hom
ogenere subgroepen worden bestudeerd. Internationale strategieën ter voorkóming van grote variatie zullen worden besproken.
Parallelsessie Cliënt 2 –Wensen en werkelijkheid
(sessieleider: Marion van Harn)
Effect of planned place of birth on obstetric interventions and maternal outcomes among low-risk women. Nienke Bolten MSc., verloskundige en onderzoeker, Midwifery Science
Er zijn zorgen over toename van interventies in de geboortezorg. Barenden zouden meer interventies ondergaan dan medisch gezien noodzakelijk. Verondersteld wordt dat interventies leiden tot meer nadelige uitkomsten. Verloskundigen zijn belangrijk voor de begeleiden van barenden, zowel thuis als poliklinisch. Wat het effect is van plaats van bevalling op interventies is nog niet duidelijk. Met de data van de DELIVER studie is het verschil in obstetrische interventies en maternale uitkomsten voor geplande thuis versus poliklinische bevallingen bij laagrisico vrouwen onderzocht. De resultaten laten zien dat vrouwen met een geplande thuis bevalling vaker spontaan bevielen, minder vaak een episiotomie en actief leiden van het nageboorte tijdperk nodig hadden. Nulliparae hadden vaker totaalruptuur, dit was niet langer significant als caesarean sectio werd geëxcludeerd. Multiparae ondergingen minder vaak bijstimulatie en hadden vaker gaaf perineum. Een geplande thuisbevalling met verloskundige begeleiding voor laagrisico vrouwen is belangrijk als een tegengewicht voor de stijging in interventies.
Het verband tussen de voorkeur voor de plaats van bevallen en het verloop van de zwangerschap en baringsuitkomsten. Marijke Hendrix PhD, docent-onderzoeker, lectoraat Midwifery Science, Academie Verloskunde Maastricht
Eerder onderzoek met betrekking tot de plaats van bevallen richtte zich vooral op het verband tussen de bij aanvang van de baring geplande plaats van geboorte en de baringsuitkomsten en het aantal interventies. De meeste vrouwen maken echter hun keuze voor plaats van bevallen al ver voor de bevalling. Er is maar weinig bekend over de invloed van deze voorkeuren van vrouwen op het verloop van de zwangerschap en bevalling. In een prospectief cohortonderzoek onder laagrisico nulliparae werd de associatie tussen de initieel gekozen plaats van bevallen (thuis of ziekenhuis) en zorgverlener (verloskundige of gynaecoloog) en het verloop van de zwangerschap en bevalling onderzocht. Resultaten laten zien dat verschillen kunnen worden toegeschreven aan het model van zorgverlening (thuis of ziekenhuis en verloskundige of gynaecoloog), maar dat ook karakteristieken en attitudes van zwangere vrouwen een belangrijke rol lijken te spelen.
Thuis of in het ziekenhuis? Een kwalitatieve studie naar voorkeuren en motivaties om thuis of in het ziekenhuis te bevallen. Tamar van Haaren-ten Haken MSc., verloskundige en onderzoeker, Academie Verloskunde Maastricht
De plaats van de bevalling en de organisatie van de verloskundige zorg zijn de laatste jaren vaak onderwerp van discussie. Veiligheid en uitkomsten van de zorg spelen hierbij een belangrijke rol. Relatief weinig studies gaan echter over voorkeuren en verwachtingen van vrouwen zelf. Dit terwijl women centred care een speerpunt is van alle betrokken professionals in de geboortezorg. Waarom kiezen vrouwen voor een thuis- of ziekenhuisbevalling? Welke verwachtingen hebben zij daarbij? In deze kwalitatieve studie, onder gezonde nulliparae, onderzochten wij welke aspecten een rol spelen bij de keuze voor de plaats van de bevalling. De keuze bleek niet zwart of wit gemaakt te worden, maar meer binnen een continuüm waarbij vrouwen met verschillende keuzes voor plaats van bevalling toch ook veel overeenkomsten bleken te hebben in hun opvattingen. Opvallend was dat veel vrouwen –zowel met een voorkeur voor thuis- als ziekenhuisbevalling – weinig verwachtingen van zichzelf of van de bevalling hadden.
Parallelsessie Zorgverlener 2: Bevorderen van de fysiologie
Sessieleider: Darie Daemers, RM., Academie Verloskunde Maastricht
Beleidsbepaling in de eerstelijns verloskunde: Wat speelt er mee?
Darie Daemers, RM., PhD student, coördinator Leven Lang Leven, Academie Verloskunde Maastricht
Een uitgangspunt van zorg door verloskundigen is het bevorderen van een fysiologische zwangerschap, baring en kraambed. Een van de instrumenten die zij hiervoor kunnen inzetten is een weloverwogen verwijsbeleid. Over hoe verloskundigen tot beleidsbepaling komen in hun zorg aan individuele cliënten is echter weinig bekend. Internationaal onderzoek onder andere gezondheidszorgprofessionals benadrukte de variëteit aan aspecten die een rol speelden in de beleidsbepaling zoals kennis, ervaring en intuïtie van hulpverleners, organisatorische kaders en interprofessionele relaties waarbinnen hulpverleners functioneren, continue afweging van risico versus voordelen voor de cliënt, overtuigingen en waarden van cliënt en hulpverlener. Om meer inzicht te krijgen in de factoren die verloskundigen meenemen in hun beleidsbepaling hebben we 11 eerstelijns verloskundigen gevraagd om – gebaseerd op schriftelijke casus – hardop denkend verloskundig beleid te bepalen. Het thema beleidsbepaling werd daarna verder besproken aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst. Hieruit verkregen inzichten zullen op het congres gepresenteerd worden.
Hoe zien Nederlandse verloskundigen hun rol als bewaker en bevorderaar van de fysiologische geboorte? Suzanne Thompson RM MSc., PhD student, verloskundige en docent, Academie Verloskunde Maastricht
De Nederlandse verloskunde wordt gezien als een model waarin de fysiologische benadering van het geboorteproces van centraal belang is. Het systeem is hevig in verandering; onder andere een verschuiving in de plaats van de bevalling van thuis naar de klinische setting. Het is onduidelijk hoe de verloskundige haar rol ziet als bevorderaar van de fysiologische benadering en welke factoren stimuleren of belemmeren dit. Exemplarisch hiervan is de niet-liggende baringshouding tijdens de uitdrijving. Verloskundigen leken geen gebruik hiervan te maken tijdens de uitdrijving als een middel om de fysiologie te bevorderen. In focusgroepen, hebben we, samen met verloskundigen uit de eerste en tweedelijn (n=37) geëxploreerd welke houding verloskundigen hebben ten aanzien van fysiologisch geboorte en hoe ze en rol zien voor zichzelf in het bewaken en bevorderen van fysiologie door het gebruik van niet-liggende baringshoudingen.Daarnaast hebben in kaart gebracht de factoren die belemmeren en bevorderend werken voor verloskundigen in de thuis- en klinische setting. Een aantal thema’s lijken van belang te zijn waaronder hoe verloskundigen beschouwen de fysiologie, gevoelens van competentie en zelfvertrouwen, een wens om woman-centred verloskundige zorg te verlenen en het kunnen laveren tussen de lijnen in de zorg. Deze thema’s zullen nader toegelicht worden tijdens dit presentatie.
Postertour 2: thema Cliënt
(sessieleider: Trees Wiegers)
Postertour van opvallende presentaties rondom dit thema met korte presentaties van de onderzoekers zelf. Een ideale manier om in kort tijdsbestek een goede indruk van de aanwezige posters te krijgen.
Samen voorbereiden is het halve werk? Onderzoek naar de rol van de partner rondom de bevalling. Marlies Galema, verloskundige (np), S.A.F.E mentor.( www.safe-programm.de ), Bringing Baby Home Educator ( www.gottman.com )
Zij ontwikkelde o.a. de cursus Prettig Bevallen en verricht onderzoek ,i.s.m. Vrije Universiteit Amsterdam, naar de beleving en interactie van ouders rond¬om de bevalling en de mogelijke effecten daarvan op verloop en beleving van de bevalling en de overgang naar het ouderschap.De rol van de partner is nog niet vaak belicht. In deze presentatie en het onderzoek wordt gekeken naar de effecten van partner steun op de het verloop en de beleving van de bevalling, waaronder angst voor de bevalling.
Minder bewegen tijdens de zwangerschap: hoe zit het en waar ligt dat aan?
Astrid Merkx, European MSc, verloskundige en docent, Academie Verloskunde Maastricht
Tijdens de zwangerschap gaan veel vrouwen minder bewegen met het risico op ongunstige zwangerschapsuitkomsten. Wij onderzochten in hoeverre Nederlandse gezonde zwangere vrouwen minder gaan bewegen en welke factoren hiermee verband houden. De helft (51,6%) van de 455 gezonde Nederlandse zwangere vrouwen bewogen tijdens de zwangerschap minder, terwijl ze wel meer zouden willen bewegen. Pijn, moeheid en het advies om minder te bewegen bleken factoren die overwonnen dienden te worden. Het lijkt helpend als de verloskundige de beweegrichtlijnen communiceert met zwangere vrouwen en samen met hen zoekt naar passende vormen van bewegen, waarbij wordt ingegaan op de barrières die vrouwen ervaren.
Zwangerschapsgerelateerde angst en algemene angstige of somber stemming en de keuze voor plaats van bevalling: een secundaire data-analyse van de DELIVER studie.
Anke B. Witteveen PhD, GZ-psycholoog en docent/onderzoeker, AVAG
Het afnemend aantal thuisbevallingen in Nederland suggereert een verband tussen de keuze voor plaats van bevalling en psychologische factoren zoals angst voor de baring. Uit analyse van prospectieve data (meetmomenten bij resp. 20 en 37 wkn.) van 2.854 laag-risico zwangeren uit het DELIVER-cohort blijkt o.a. dat zwangerschapsgerelateerde angst (PRAQ-R) en angstige/sombere stemming (EQ-6D) geassocieerd zijn met geplande plaats van bevalling in nulli- en multiparae. Ook bleek verandering van geplande plaats van bevalling in de zwangerschap geassocieerd met (veranderingen in) angst en stemming tijdens de zwangerschap. Bij geïnformeerde besluitvorming rondom plaats van bevalling lijkt mate van maternale angst van belang.
Transmurale teamtraining en het effect op patiënt-gerapporteerde kwaliteit van zorg.
Sophie Truijens MSc., psycholoog-onderzoeker, Máxima Medisch Centrum
Eerder onderzoek naar kwaliteit van geboortezorg liet zien dat vrouwen die worden doorverwezen tijdens de zwangerschap de kwaliteit van zorg als minder goed beoordelen dan vrouwen die in dezelfde instelling zorg blijven ontvangen. Betere samenwerking tussen de 1e en 2e lijns zorgverleners zou dit mogelijk kunnen verbeteren. In Brabant is een heel VSV in teamverband getraind in een medisch simulatiecentrum in Eindhoven.
Na het trainen van 75 zorgverleners in multiprofessionele teams van kraamverzorgenden, 1e en 2e lijns verloskundigen, artsen en ambulance personeel bleek de score op de PCQ kwaliteit van zorg vragenlijst significant beter dan voorafgaand aan de transmurale teamtraining.
Is er een verband tussen persoonlijkheid en de manier van bevallen?
Elke Slagt-Tichelman MSc., docent verloskunde, promovenda RUG Huisartsengeneeskunde, Midwifery Science, AVAG (samen met Annemaj Kuipers, verloskundige en Tessa Holink, verloskundige in opleiding)
‘Is er een verschil in persoonlijkheid tussen vrouwen met een spontane partus en vrouwen met een kunstverlossing (vacuümextractie, forcepsextractie, primaire- of secundaire sectio) in de Nederlandse populatie?’ De persoonlijkheidsdimensies zijn neurotisme, extraversie, altruïsme, openheid en consciëntieusheid. De invloed hiervan op zwangerschapsuitkomsten is nauwelijks onderzocht. Methode: onderzoekspopulatie komt uit de Pregnancy, Anxiety and Depression studie. Van 1136 zwangeren (eerste/ tweede lijn) in Nederland zijn de basiskarakteristieken, persoonlijkheidsdimensies (NEO-FFI) gemeten in de zwangerschap en de manier van bevallen d.m.v. de LVR. Resultaten: Deze studie laat geen verschil zien in somscores per persoonlijkheidsdimensie tussen de groep met een spontane partus en de groep met kunstverlossing. Discussie: Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de invloed van de verschillende facetten per persoonlijkheidsdimensie een grotere invloed kunnen hebben dan de persoonlijkheidsdimensies als geheel.