PRELHUDE – PREterm Labour, Heart- and vascUlar Defects
Geplaatst op
Vroeggeboorte is de belangrijkste oorzaak van neonatale mortaliteit en morbiditeit. Recent is duidelijk geworden dat maternale cardiovasculaire pathologie een risicofactor voor vroeggeboorte kan zijn. Bij onderzoek van de placenta en het placentavaatbed na een vroeggeboorte worden vaak vasculaire afwijkingen van onbekende oorzaak gevonden. Bovendien hebben zwangere vrouwen met een congenitale hartafwijking een verhoogd risico op een vroeggeboorte.
Onderzoeksopzet:
Vrouwen met dreigende vroeggeboorte tussen 24-37 weken kunnen worden geïncludeerd in de studie. Bij deze vrouwen wordt maternaal bloed en navelstrengbloed verzameld tijdens de bevalling. Biopsieen afgenomen van de placenta en het myometrium (in geval van sectio caesarea) worden verricht na de bevalling.
Doel
Onderzoeken of er subklinische congenitale hartaandoeningen voorkomen bij vrouwen die prematuur bevallen. De biosamples die tijdens en na de bevalling worden afgenomen, worden gebruikt om eventuele vasculaire afwijkingen in de placenta en het placentavaatbed vast te stellen; moleculair onderzoek van placenta, placentavaatbed en myometrium wordt vervolgens toegespitst op het zoeken naar de moleculaire basis van deze afwijkingen.
Vraagstelling/hypothese
Komen er subklinische congenitale hartaandoeningen en/of vaatafwijkingen in de placenta of het placentavaatbed voor bij vrouwen die prematuur bevallen door een onbekende oorzaak.
Relevantie
Het vaststellen van een eventuele subklinische congenitale hartaandoening en de behandeling daarvan kan mogelijk een verbetering van de gezondheid van de vrouw op lange termijn opleveren. Moleculaire gegevens over de aard van de placentaire vaatafwijkingen kunnen bijdragen aan betere diagnostiek en prognose van een dreigende vroeggeboorte.