NTOG 2018-8: p. 402: Incomplete blaaslediging postpartum: fysiologie of pathologie? dr. F.E.M. Mulder, dr. R.A. Hakvoort, prof. dr. J.A.M. van der Post et al.

Incomplete blaaslediging postpartum: fysiologie of pathologie? (NTOG #2018-8)

Postpartum urineretentie (PUR), onderverdeeld in het absolute onvermogen om spontaan te kunnen plassen en incomplete blaaslediging, is een veelvoorkomend verschijnsel na een vaginale baring.

Onder andere epidurale analgesie, episiotomie en nullipariteit zijn significante risicofactoren. In de dagelijkse praktijk kan een Bladderscan® op een nietinvasieve manier gebruikt worden om het blaasresidu valide te bepalen.
Voor de behandeling van symptomatische urineretentie na een vaginale baring heeft intermitterend katheteriseren de voorkeur vanwege het relatief grote aantal vrouwen waarbij de spontane mictie snel normaliseert bij een hernieuwde mictiepoging en de mogelijk lagere kans op urineweginfecties.

Download Incomplete blaaslediging postpartum

 

NTOG 2018-8: p. 406: Verminderde kindsbewegingen drs. R.R. Aapkes, drs. S. Posthuma, dr. W. Ganzevoort, dr. S.J. Gordijn

Praktijkvariatie in diagnostiek en behandeling: Verminderde kindsbewegingen (NTOG #2018-8)

Zwangeren die minder kindsbewegingen voelen, worden vaak gezien in de verloskundige praktijk. Vanwege het verhoogd risico op doodgeboorte en neonatale morbiditeit is dat een probleem.

Het absolute risico op pathologie is echter laag. Placenta-insufficiëntie is de meest voorkomende oorzaak van verminderde kindsbewegingen bij een daadwerkelijk bedreigde foetus. De KNOV en NVOG hebben samen een multidisciplinaire richtlijn over verminderde kindsbewegingen gepubliceerd. Daarnaast hebben veel ziekenhuizen een eigen protocol. Onderzoek dat uitgevoerd wordt om de bedreigde foetussen te identificeren varieert per ziekenhuis. Doppleronderzoek en met name de cerebroplacentaire ratio zou kunnen bijdragen aan het identificeren van de bedreigde foetus. De onderbouwing is nog onvoldoende en dus is er grote praktijkvariatie in het gebruik van dit onderzoek.

Download Verminderde kindsbewegingen

 

NTOG 2019-1: p. 17: Praktijkvariatie gentle sectio caesarea bij ziekenhuizen in Noord-Nederland E.C.E. Boske, C.H. Brethouwer, dr. A. Elvan-Taspina et al.

Praktijkvariatie gentle sectio caesarea bij ziekenhuizen in Noord-Nederland (NTOG #2019-1)

Sinds 2013 wordt de gentle sectio caesarea uitgevoerd in Nederland. De focus van de gentle sectio caesarea ligt op het simuleren van een aantal aspecten van een vaginale bevalling.
Het doel van ons onderzoek was de praktijkvariatie in kaart brengen voor ziekenhuizen in Noord-Nederland.Methode: Protocollen van de gentle sectio caesarea van twaalf ziekenhuizen zijn opgevraagd en geanalyseerd. Bij deze analyse werd er gescoord op een aantal speerpunten van de gentle sectio caesarea.

Resultaten: De grootste variatie binnen de protocollen is gevonden in de temperatuur op de operatiekamer, het gebruik van de hands-off methode en het moment van huid-op-huid-contact.

Conclusie: Er is praktijkvariatie in het uitvoeren van de gentle sectio caesarea door ziekenhuizen in Noord-Nederland. Het beoogde doel van de gentle sectio caesarea wordt hierdoor niet of deels bereikt. Wanneer uitvoerende ziekenhuizen zich bewust zijn van de variatie zal dit mogelijk leiden tot positieve veranderingen in de uitvoering van de gentle sectio caesarea voor de moeder en de neonaat.

Download Praktijkvariatie gentle sectio caesarea bij ziekenhuizen in Noord-Nederland

 

NTOG 2019-1: p. 21: De kwaliteit van pijnbestrijding durante partu in een derdelijnsziekenhuis drs. V. Linssen, drs. D. Megelink en dr. J van Dillen

Evaluatie van de kwaliteit van pijnbestrijding durante partu in een derdelijnsziekenhuis (NTOG #2019-1)

In dit retrospectief dossieronderzoek in het Radboudumc in Nijmegen is gekeken naar de kwaliteit van de pijnbestrijding durante partu. Er is gekeken naar epidurale analgesie en remifentanil patiëntgecontroleerde analgesie (R-PCA).

De gemiddelde wachttijd voor epidurale analgesie voldeed grotendeels aan de richtlijn (< 60 minuten) zonder verschil tussen binnen of buiten kantoortijden. In 84,6% van de gevallen was er sprake van adequate analgesie. Onze cijfers over problemen rondom plaatsing van de epiduraal zijn vergelijkbaar met grote internationale studies. Vergeleken met een PCA remifentanil kwam er bij epidurale analgesie vaker hypotensie, misselijkheid en een temperatuurstijging ≥ 38°C vaker voor. In de R-PCA groep kwam saturatiedaling tot ≤ 95% significant vaker voor. Er lijkt echter wel sprake te zijn van onderrapportage van bijwerkingen, met name bij R-PCA. Bij het gebruik van R-PCA wordt in een groot deel van de gevallen de SOP remifentanil niet nageleefd.

Download Evaluatie van de kwaliteit van pijnbestrijding

 

NTOG 2019-2: p. 78: Waar, en van wie ontvangt de zwangere haar zorg? L.J.G. Jongmans, dr. C.J.M. Verhoeven-Smeijers, dr. H.A.A. Wijnen et al.

Waar, en van wie ontvangt de zwangere haar zorg? (NTOG #2019-2)

Doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen over hoe het de zwangere vergaat nadat zij een bepaald zorgpad toebedeeld heeft gekregen tijdens het multidisciplinair overleg (MDO).
Dit als onderdeel van de integrale geboortezorg binnen het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) Veldhoven. Wie wanneer de zorg leverde werd in kaart gebracht.
Een groot aantal zwangeren wordt tijdens de zwangerschap en baring verwezen voor een consult of een overdracht. De zwangere dient hiervan in het begin van haar zwangerschap over geïnformeerd te worden. In VSV Veldhoven is geen verandering van het aantal vacuümextracties en sectio’s na het invoeren van het MDO. Het merendeel van de zorgverleners is tevreden over dit overleg en de zorgpaden.

Download Waar en van wie ontvangt de zwangere haar zorg

 

NTOG 2019-2: p. 83: Eén jaar perinatale audit hyperbilirubinemie in Noord-Nederland drs. K.A. Bergman, J.A. de Vries, dr. C.V. Hulzebos et al.

Eén jaar perinatale audit hyperbilirubinemie in Noord-Nederland (NTOG #2019-2)

Ondanks de implementatie van de Richtlijn Preventie, diagnostiek en behandeling van hyperbilirubinemie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur van meer dan 35 weken, worden jaarlijks tientallen pasgeborenen opgenomen op afdelingen neonatologie van algemene ziekenhuizen en neonatale intensive-care-afdelingen.

Dit i.v.m. ernstige hyperbilirubinemie en zelfs kernicterus. Onduidelijk is waarom deze pasgeborenen (te) laat ontdekt worden. In dit artikel beschrijven wij de eerste audituitkomsten en verbeterpunten in de regio Noord-Nederland.

Download Een jaar perinatale audit hyperbilirubinemie in Noord-Nederland

 

NTOG 2019-2: p. 91: De groep-A-streptokok in het kraambed drs. A.T.R. Noll, drs. M.W.M. Boere, drs. E.J. Hoekman et al.

Berucht, gevreesd en niet altijd herkend (NTOG #2019-2)

De groep-A-streptokok (GAS) is een beruchte verwekker van een scala aan relatief onschuldige infecties. Echter in zeldzame gevallen kan een GAS leiden tot levensbedreigende ziektebeelden zoals een primaire peritonitis en het ‘streptokokken-toxische-shocksyndroom’.

In dit artikel presenteren wij een casus van een invasieve GAS-infectie bij een kraamvrouw en bespreken de resultaten van eerder gepubliceerde case reports over zwangerschap geassocieerde GAS-infecties. Vrouwen met een GAS-infectie postpartum kunnen zich met een grote variatie aan klachten presenteren, waardoor herkenning van een beginnende GAS-sepsis vaak moeilijk is. Vanwege het fulminante verloop en daarbij een hoge mortaliteit, is snelle diagnostiek en behandeling van essentieel belang. Bij een klinische verdenking op een GAS-infectie postpartum wordt aanbevolen direct te starten met vochttoediening en antibiotica om ernstige complicaties te voorkomen.

Download De groep-A-streptokok in het kraambed