Do’s and don’ts rondom informed consent in de verloskunde (NTOG 2017 #8)
Vanuit patiëntperspectief en zorgverlenersperspectief
In Nederland is sinds 1995 in de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) de plicht tot informeren over en toestemming vragen bij medische handelingen opgenomen.
In de huidige literatuur is niet bekend welke voorkeuren patiënten en zorgverleners hebben ten aanzien van het verkrijgen van informed consent voor obstetrische handelingen. Het doel van deze studie is om meer inzicht te krijgen in deze voorkeuren, zodat de zorg voor zwangeren ten tijde van de baring hier beter op kan worden aangepast.
Middels een zelfontwikkelde vragenlijststudie is er onderzoek gedaan naar de voorkeuren van patiënten en zorgverleners omtrent het informeren over en toestemming vragen ten aanzien van handelingen die plaats kunnen vinden rondom de partus. De vragenlijsten gingen over de handelingen: vaginaal toucher, cardiotocografie (CTG), plaatsing schedelelektrode, postpartum oxytocine injectie, episiotomie en vacuümextractie.
Het merendeel van de patiënten (72,4%) en zorgverleners (78,6%) vond dat voorafgaand aan de bevalling geïnformeerd moet worden over alle handelingen. Patiënten en zorgverleners gaven de voorkeur aan informeren op het moment van de handeling zelf (50,6% en 44,5%). Patiënten gaven de voorkeur aan geen toestemming vragen (38,1%), zorgverleners aan impliciete toestemming (52,3%).
Patiënten willen geïnformeerd worden over obstetrische handelingen, bij voorkeur op het moment zelf. Patiënten lijken het geven van expliciete toestemming voor medische handelingen minder belangrijk te vinden dan zorgverleners.