Evaluatie van vijf jaar stuitbevallingen in het OLVG Amsterdam (NTOG 2018 #1)

Een retrospectieve cohortstudie

Tot op heden is er geen consensus over de modus partus bij eenlingen in stuitligging. Tevens is er grote variatie bij Nederlandse ziekenhuizen in de aantallen uitgevoerde primaire sectio caesarea (PSC) en vaginale ‘stuitpartus’ bij eenlingen in stuitligging.

Inzicht in cijfers van de eigen kliniek draagt bij aan het bewustzijn van het functioneren en kan zorgen voor betere counseling van de zwangere vrouw met een eenling in stuitligging naar modus partus.

De vrouwen die kiezen voor een vaginale stuitbevalling hebben een reële kans van slagen in het OLVG, namelijk 71,7% bij preterme en 69,2% bij aterme eenlingen in stuitligging. Landelijk zijn deze percentages lager (46,6% respectievelijk 51,7%). Centralisatie van zorg rondom vaginale stuitbevallingen heeft mogelijk een positief effect op de expertise van hulpverleners, en kan daarmee de veiligheid en kwaliteit van zorg verbeteren.