Verloskundige samenwerkingsverbanden: acute zorg veiliger, preventie is blijven liggen
In 2010 bracht de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte (SZG) het advies ‘Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte’ uit.
In haar samenvattend eindrapport Mogelijkheden voor verbetering geboortezorg nog onvolledig benut publiceert de inspectie een volledig overzicht van dit onder-zoek. In het voorliggende rapport staan de resultaten van het deelonderzoek waarbij de inspectie tweedaagse inspectiebezoeken bracht aan het Verloskundig Samenwerkings Verband (VSV) in negentien regio’s, verspreid over het land. De eerste twaalf regio’s in het onderzoek waren aselect gekozen, de volgende zeven waren regio’s waar sprake was van concentratie van de verloskundige zorg en de (voorgenomen) sluiting van de afdeling klinische verloskunde.
Het onderzoek was gericht op de organisatie van het VSV, de samenwerking in de praktijk, de overdracht tussen professionals, preventie en de zorg voor kwetsbare groepen, de zorg bij acute problemen en de organisatie van de zorg bij sluiting van een verloskundeafdeling in een ziekenhuis. Aan ouders die pas een kind hadden gekregen vroeg de inspectie hoe de zorg er voor hen had uitgezien.
Het inspectieonderzoek liet zien dat het veld voortvarend aan de slag is gegaan met het SZG-advies. Vooral de aanbevelingen voor de zorg rond de bevalling en voor de organisatie van de samenwerking waren in de meeste regio’s opgepakt. Ook na het sluiten van een verloskundeafdeling leken de voorziene problemen in de praktijk mee te vallen en bleef de zorg in de regio verantwoord mits voor voldoende rand-voorwaarden was gezorgd. Nergens waren echter alle aanbevelingen uit het SZG-advies opgevolgd en de door de SZG beoogde ‘naadloze, geïntegreerde zorg’ was vrijwel nergens bereikt. Daardoor waren de veranderingen voor de zwangeren zelf ook onvoldoende merkbaar. Zij ervoeren de vele gezichten en het ontbreken van regie als onprettig. Vooral van de organisatie van extra zorg voor kwetsbare zwangeren en aandacht voor preventie was onvoldoende terecht gekomen.
De inspectie vindt dat de aanbevelingen die de zorgverleners zelf hebben opgesteld ook uitgevoerd moeten worden, zeker waar zij directe risico’s voor de veiligheid zag. Zo vroeg zij als de continuïteit van de zorg niet geborgd was, dit direct te verbeteren. Bij overige onvolkomenheden vroeg zij het VSV en de deelnemende zorgverleners binnen drie of zes maanden de zorg aan te passen. Uit de reacties hierop bleek de bereidheid en het vermogen tot veranderen groot. De inspectie vindt deze versnelling ook noodzakelijk in de niet-bezochte regio’s en zal hierop toezien.
Voor echt geïntegreerde geboortezorg waar moeder en kind centraal staan is echter een cultuuromslag nodig en dat kost tijd. Hierbij kunnen de VSV’s naar het oordeel van de inspectie veel meer gebruikmaken van de goede voorbeelden die er zijn. Om die reden is in dit rapport een uitgebreide beschrijving opgenomen van de verschillende wijzen waarop de bezochte VSV’s hun zorg hebben ingericht.