Mevrouw Van der Meijde zet de noodzaak tot een samenwerkingsverband uiteen, evenals de logica om deze stap nu te zetten. Ze start haar betoog met een uiteenzetting van de rol van de verloskunde in historisch perspectief. Wie een stap terug doet in de tijd, ontdekt dat de kern van de verloskunde niet is veranderd; de risicoselectie en beslissingsbevoegdheid. Het zijn vooral de taken, bevoegdheden en bekwaamheden die ingrijpend zijn gewijzigd. Door de jaren heen is hierover veel discussie geweest. Daarnaast komt uit het verleden telkens de spanning naar voren over de keuze tussen de natuurlijke en onnatuurlijke bevallingen.
De opleidingen zijn meegegroeid met de veranderende omstandigheden. In 1993 is de opleiding bijvoorbeeld tot vier jaar uitgebreid. De instroomeisen zijn over de jaren aangescherpt, van MAVO naar HAVO met Scheikunde en Biologie. En deze jaren wordt op diverse opleidingen gewerkt met een nieuw curriculum. De werkende verloskundigen in Nederland zijn door de evoluerende curricula van de opleidingen geen homogene groep.
Zoals eerder al is gezegd, heeft drie jaar geleden een visitatie plaatsgevonden. Door de overgang naar OC&W, moeten de opleidingen voldoen aan dezelfde maatschappelijke kwaliteitsnormen als alle andere OC&W-geaccrediteerde opleidingen.
Tenslotte staat mevrouw Van der Meijde stil bij het Beroepsprofiel 2005, dat onlangs door de Algemene Vergadering van de KNOV is goedgekeurd (op enkele tekstuele wijzigingen na). In het beroepsprofiel 2005 speelt de term Evidence Based Medicine een grote rol. Logischerwijs moeten de opleidingen hierin voorzien door hun studenten ‘op te voeden’ in het Evidence Based denken. Dat is nodig om later goed in het beroep te kunnen staan, vanuit bewijsvoering bij keuzebepaling, eventueel door zelf te publiceren, dan wel te participeren in onderzoek. Een eerste stap vandaag is om te bekijken hoe de opleidingen dit kunnen realiseren.