Programma – Verloskundig onderzoek: van idee naar resultaat

Esteriek de Miranda, promovendus UvA,
Joris van der Post (hoogleraar Verloskunde UvA/AMC) en Anja van Laere (verloskundige)

* Download hier de PowerPoint presentatie van Esteriek de Miranda
De onderzoekscyclus
De klassieke onderzoekscyclus beschrijft het stramien van wetenschappelijk onderzoek. De cyclus start standaard met een onderzoeksvraagstelling. Op basis daarvan wordt een onderzoeksopzet gemaakt en worden de data verzameld. De onderzoeker analyseert de data en trekt daaruit conclusies. Deze conclusies leiden weer tot andere vraagstellingen wat weer het begin kan zijn van een nieuwe onderzoekscyclus.

Wetenschapsdomein van de fysiologische of “normale” verloskunde
In het wetenschapsdomein van de eerstelijns-, fysiologische of “normale” verloskunde wachten nog vele onderzoeksvragen op een onderbouwd antwoord. In Nederland was tot voor kort nog maar weinig ervaring met eerstelijns verloskundig veldonderzoek. Een van de onderwerpen die jarenlang aanleiding heeft gegeven tot discussies, onder zowel verloskundigen als gynaecologen, was strippen. Is strippen nu wel of geen effectieve en veilige methode om serotiniteit te voorkomen? De meningen hierover liepen sterk uiteen.

Strippen
Vanuit fundamenteel onderzoek was eerder bekend geworden dat prostaglandines betrokken zijn bij het op gang komen van de baring, uit deze kennis volgde de ontwikkeling van de synthetische prostaglandines die momenteel gebruikt worden voor het inleiden van de baring. Laboratoriumonderzoek had uitgewezen dat bij het oprekken van cervix- en myometriumweefsel prostaglandines vrijkomen. Deze kennis leidde tot de hypothese dat strippen effectief zou moeten zijn voor het op gang brengen van de baring. Maar hoe effectief en met welke bijwerkingen was nog steeds niet bekend. Dit zou bij voorkeur onderzocht moeten worden in een laagrisico populatie waarbij geen interferentie plaatsvindt met indicaties voor beëindiging van de zwangerschap voor de 42 weken.

De Stripstudie: dataverzameling
De Stripstudie ging van start met als onderzoeksvraag: “Voorkomt strippen serotiniteit”. Uiteindelijk deden 51 verloskundige praktijken mee aan de Stripstudie, zij randomiseerden 750 zwangeren met een zwangerschapsduur van ± 41 weken en verzamelden vervolgens de gegevens van zwangerschap, baring en kind. Door de crisis in de verloskunde rond het jaar 2000 bleek het erg moeilijk om voldoende praktijken te enthousiasmeren om te participeren in de Stripstudie, het is uiteindelijk gelukt dankzij de inzet van vele verloskundigen. De logistiek van de Stripstudie zal verder besproken worden evenals het aandeel van de verschillende betrokken disciplines bij de uitvoering van het onderzoek. Tevens komt de rol van de begeleiders aan de orde. De voetangels en klemmen bij de uitvoering van eerstelijns verloskundig veldonderzoek zullen niet vergeten worden.

Van dataverzameling naar resultaten
Na completering van de dataverzameling werden de data geanalyseerd waarna de conclusies getrokken konden worden. Strippen kan serotiniteit voorkomen. Het geeft een grotere kans op het spontaan op gang komen van de baring voor de 42 weken. Het werkt echter niet altijd. De resultaten zijn beschreven en gepubliceerd in een internationaal vakblad; the British Journal of Obstetrics and Gynaecology. Een bewerking van het artikel is verschenen in het Tijdschrift voor Verloskundigen van november 2007. De resultaten van de Stripstudie zijn inmiddels reeds geïmplementeerd in de richtlijn “serotiniteit” van de NVOG.