Het percentage vrouwen dat met een ruggenprik bevalt is in Nederland in tien jaar verdrievoudigd, zonder een toename van het aantal kunstverlossingen. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Orbis- gynaecoloog Martine Wassen die  vrijdag  12 december is gepromoveerd aan Maastricht UMC+.  Wassen pleit voor intensievere voorlichting over de mogelijkheden van pijnstilling.

Nederland is één van de weinige Europese landen, waar vrouwen alleen op verzoek pijnstilling tijdens de bevalling krijgen. Ondanks de invoering van een landelijke richtlijn kunnen echter nog altijd niet alle ziekenhuizen 24 uur per dag voorzien in het geven van een ruggenprik. Op basis van haar onderzoeksresultaten adviseert Wassen om de ruggenprik niet als standaardbehandeling in te voeren, maar om zwangere vrouwen beter voor te lichten over de mogelijkheden van pijnstilling.

Sinds 2008 bestaat in Nederland de richtlijn dat een vrouw tijdens haar bevalling op ieder moment een ruggenprik zou moeten kunnen krijgen wanneer zij daar om vraagt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld België, waar deze zogenoemde epidurale analgesie tot de standaardzorg behoort. De techniek zorgt ervoor dat buik en benen gevoelloos worden en de vrouw pijnloos kan bevallen. De ruggenprik is niet geheel  zonder risico op complicaties. Zo zou bijvoorbeeld de kans op een kunstverlossing groter zijn. De meeste onderzoeken zijn echter gedaan in het buitenland, waar andere regelgeving geldt en waarvan de resultaten dus niets zeggen over de Nederlandse situatie.

Sinds de invoering van de landelijke richtlijn zouden vrouwen binnen een uur een ruggenprik moeten kunnen krijgen. “Dat blijkt nog niet in ieder ziekenhuis het geval”, zegt Wassen. “Academische centra zijn daar wel 24 uur per dag voor uitgerust, maar uit een telefonisch onderzoek in 2010 bleek slechts  57% van de algemene ziekenhuizen binnen een uur de ruggenprik te kunnen zetten. Dat zou niet zo mogen zijn. Pijnstilling is geen luxeproduct, je moet het gewoon kunnen krijgen.”

“Veel Nederlandse vrouwen zijn nog altijd terughoudend als het om pijnstilling gaat”, zegt Wassen. “Dat heeft voor een gedeelte te maken met de aloude gedachte ‘In smart zult gij uw kinderen baren’. Die gedachte is wel snel aan het veranderen.” In haar promotieonderzoek bestudeerde Wassen verschillende aspecten van het toedienen van een ruggenprik tijdens de bevalling. Zo bleek de vraag om een ruggenprik in Nederland te zijn gestegen van 5,4% in 2003 tot 17,9% in 2012 (In België is dat ongeveer 70%). Terwijl het aantal kunstverlossingen nauwelijks was toegenomen.

De timing van de ruggenprik blijkt ook niet van belang. Lang was de aanname dat de vrouw eerst minimaal vier centimeter ontsluiting zou moeten hebben voordat zij een ruggenprik zou mogen krijgen. Om zodoende niet het bevallingsbeloop te verstoren. Dat kan dus echter ook eerder. Toch is Wassen geen voorstander van het invoeren van de ruggenprik als standaardbehandeling. Uit één van de studies bleek namelijk dat het standaard aanbieden van de ruggenprik leidde tot meer bijwerkingen, zoals lage bloeddruk, bewegingsbeperking in de benen en ook een hoger risico op een kunstverlossing. Dit in tegenstelling tot de groep vrouwen die uitsluitend op verzoek pijnstilling kreeg. Wassen: “We moeten deze onderzoeksresultaten nu gaan gebruiken om de Nederlandse vrouw beter te informeren en te adviseren.”

bron: MUMC