Het proefschrift van Jeroen van Dillen, tropenarts en specialist in opleiding, leest als een warm pleidooi ter bevordering van de obstetrische audit in de dagelijkse praktijk. Interessant is de vergelijking tussen de uitkomsten van moedersterfte audits wereldwijd, waaruit blijkt dat het te eenzijdig is om de verschillen in moedersterfte te relateren aan de hoogte van het bruto nationaal product van een land. Er bestaan grote nationale en lokale verschillen in de voornaamste oorzaken van moedersterfte, zoals HIV/AIDS in Namibië, sepsis en HIV/AIDS in Zambia, baringsbelemmering in The Gambia en zwangerschapshypertensie in Nederland. Er bestaat dan ook geen eenduidige oplossing. Nationale en lokale audits zijn nodig om lokale oorzaken te achterhalen en gerichte aanbevelingen te kunnen doen.

Het Nederlandse deel van dit promotie-onderzoek is nauw verweven met de bekende LEMMoN-studie, waarbij de auteur vooral inzoomt op het risico van ernstige morbiditeit (SAMM) en de keizersnede als risicofactor, wat dus inderdaad zo blijkt te zijn. Daarop voortbordurend beschrijft Van Dillen de resultaten van een serie keizersnede audits in Nederland en Namibië. Zo werden in het Haagse Haga-ziekenhuis een jaar lang alle keizersnedes (N=228) geaudit met betrekking tot indicatie, classificatie en mogelijkheid tot voorkomen. Het aantal keizersnedes daalde in het jaar van de audit van 23,4% naar 18,7%.

Van Dillen propageert de audit daarom als instrument ter kwaliteitsverbetering, doordat het aanzet tot reflectie op het eigen handelen en discussie op de werkvloer en met andere disciplines. Naar zijn mening kan de audit een belangrijke rol spelen bij de vernieuwing van de opleiding tot medisch specialist. Moeder en kind hebben in het algemeen meer baat van het optimaal gebruik van bestaande middelen (door audit van geleverde zorg) dan door de ontwikkeling van nieuwe technologie, zo is zijn centrale stelling.