Wat is de toegevoegde voorspellende waarde van de fFN-test naast de CL-meting bij zwangere vrouwen met een dreigende vroeggeboorte tussen de 24 en 34 weken amenorroeduur? Wat is de invloed van het gebruik van de fFN-test op eventuele doorverwijzing en behandeling? Is het invoeren van de fibronectinetest naast de CL-meting kosteneffectief?

Studie-opzet
Multicenter prospectief cohortonderzoek in alle perinatale centra in Nederland, uitgevoerd tussen december 2009 en augustus 2012.

Studiepopulatie
Zwangere vrouwen met een amenorroeduur tussen de 24 en 34 weken, met tekenen van een dreigende vroeggeboorte en staande vliezen.

Interventie
In alle patiënten werd een CL-meting en fFN-test verricht. Met deze gegevens werd een predictiemodel gemaakt op de uitkomst partus binnen zeven dagen. De secundair samengestelde uitkomstmaat bestond uit perinatale sterfte, chronische longziekte, neonatale sepsis, intraventriculaire hemorragie > grade II, periventriculaire leucomalacie > grade I en necrotiserende enterocolitis.

Van 661 patiënten bevielen er 79 binnen zeven dagen (12%). Fibronectine-negatieve vrouwen hadden een viermaal kleinere kans op een partus binnen zeven dagen. Het introduceren van de fFN-test bij een CL tussen de 16 en 30 mm bleek de meest optimale strategie. In vergelijking met alleen de CLmeting met afkapwaarde 30 mm, werden 151 patiënten (23%) geherclassificeerd van hoog naar laag risico en slechts vier daarvan bevielen binnen zeven dagen. Het economisch model liet zien dat er per jaar in Nederland 5 miljoen euro (95%BI €2,8 – €7,4 miljoen) bespaard kan worden zonder significante verslechtering van de neonatale uitkomsten.

Toevoegen van de fFN-test aan het meten van CL leidt tot een betere identificatie van vrouwen met een dreigende vroeggeboorte die niet binnen zeven dagen bevallen. Hierdoor kan bij ruim 20% van de vrouwen met dreigende vroeggeboorte en staande vliezen onnodige behandeling worden voorkomen.