Bij de vaginale stuitbevalling is meestal manuele hulp nodig, ook bij de zogenaamde spontane stuitverlossing volgens Bracht. Soms moeten armen en schouders ontwikkeld worden volgens de ‘klassieke’ methode, of die van Müller of Løvset; in meer zeldzame gevallen zijn er problemen met het ‘nakomend’ hoofd. Aangezien het deels geboren kind
zal gaan ademen en de navelstreng gecomprimeerd wordt tussen hoofd en bekken dient dit binnen enkele minuten ontwikkeld te worden. Dit kan instrumenteel – Piper ontwikkelde hiervoor een speciaal model verlostang – of manueel.
Aan deze handgrepen zijn de namen verbonden van Mauriceau, Levret, Smellie, Veit en De Snoo.

Omdat vroeger inwendige of gecombineerde kering van schedel- naar stuitligging – in navolging van Soranus van Efese en Paré – vaker werd toegepast omdat een keizersnede meestal dodelijk was, kwam een stuitligging waarschijnlijk
vroeger vaker voor en konden de verloskundigen destijds veel meer ervaring opdoen dan tegenwoordig mogelijk is.
In dit artikel worden de geschiedenis en de nomenclatuur van de handgreep van Mauriceau voor de ontwikkeling van het nakomend hoofd beschreven, evenals de huidige indicatie, uitvoeringswijze en ervaringen, gevolgd door een biografe.