Abnormaal uterien bloedverlies (AUB) is een van de belangrijkste redenen voor een gynaecologisch consult. De poliklinische zorg voor AUB wordt in toenemende mate door themapoliklinieken geleverd, waar in een zo gering mogelijk aantal polikliniekbezoeken geprobeerd wordt een definitief behandeladvies te geven. De triage die noodzakelijk is om te beoordelen of een patiënt thuishoort op het themaspreekuur, geeft in de toekomst de gelegenheid om informatie
van de patiënt voorafgaand aan het consult te verkrijgen. Ingevulde vragenlijsten ten behoeve van klachtverheldering kunnen delen van de (menstruatie)anamnese vervangen en daarmee het consult doelmatiger maken.

Het gebruik van de maandkalender levert een tijdwinst van gemiddeld twee minuten per anamnese op. Op jaarbasis is dit bijna een halve werkweek in het VUmc, waar jaarlijks ongeveer vijfhonderd nieuwe patiënten met abnormaal uterien bloedverlies worden gezien. Het afnemen van de twee anamneses achter elkaar kan invloed gehad hebben op de gevonden resultaten. Bij het tweede gesprek is de patient immers al ‘geoefend’ en gaat de anamnese naar verwachting sneller. Om deze bias uit te sluiten werden de anamnese van de arts en de anamnese van de onderzoeker wisselend als eerste uitgevoerd. De validiteit van de maandkalender in termen van trefzekerheid van het juiste bloedingspatroon is met dit onderzoek nog niet voldoende onderzocht. Ten eerste was de onderzoeksgroep te klein.

Ten tweede waren er te weinig abnormale patronen aanwezig in de onderzoeksgroep. Dit komt doordat veel patienten na het eerste polibezoek zijn begonnen met een behandeling waardoor het menstruatiepatroon weer genormaliseerd was tijdens het afnemen van de anamnese bij het tweede polibezoek. Ten slotte ontbreekt een ‘gouden standaard’ om een bloedingspatroon met zekerheid vast te kunnen stellen. Dit maakt het lastig de registratie objectief te beoordelen. Een bloedingsregistratie in combinatie met de anamnese lijkt het meest betrouwbaar. Echter dit is nu juist de te onderzoeken systematiek.Bij de vergelijking van de maandkalender met de PBAC werd er één fout-positief geval van menoragie in de maandkalender gevonden. Daaruit zou opgemaakt kunnen worden dat de definitie van menorragie die gebruikt wordt voor de maandkalender wellicht niet voldoet, ervan uitgaande dat de PBAC correct is ingevuld. Bij de aanwezigheid van stolsels op minimaal twee dagen van de menstruatie en een menstruatieduur van langer dan acht dagen is er niet altijd sprake van menorragie. De maandkalender zou wat betreft de diagnose menorragie net als de PBAC gevalideerd moeten worden aan de hand van werkelijk gemeten bloedverlies; pas daarna kan een goede definitie opgesteld worden. Hierbij moet nog opgemerkt worden dat een langdurige, niet hevige menstruatie, hoewel als normaal afgegeven door de PBAC, zeer hinderlijk voor de patiënt kan zijn. De bruikbaarheid van de maandkalender werd door
patiënten voldoende tot goed beoordeeld. Het gebruik van de maandkalender geeft een signiicante reductie van de anamneseduur. Alvorens de maandkalender op grote schaal te implementeren is aanvullende validatie noodzakelijk. Dit kan enerzijds door de onderzoeksgroep uit te breiden, anderzijds door de maandkalender af te zetten tegen werkelijk
gemeten bloedverlies, zoals ook eerder bij de PBAC is gedaan. Het huidige onderzoek toont al wel aan dat de maandkalender een handig hulpmiddel is bij de anamnese zonder al te grote belasting van de patiënt.