Een hydatiforme mola wordt gekenmerkt door verschillende mate van trofoblast proliferatie en vesiculaire zwelling van placentaire villi. Er wordt onderscheid gemaakt tussen partiële en complete mola. Bij een normale conceptie ontstaat een diploïde embryo met 46 chromosomen waarvan 23 van maternale origine en 23 paternaal. Een partiële mola is triploïd (23 chromosomen maternaal en 46 paternaal) met naast de abnormale placenta een afwijkende foetus. Een complete mola is diploïd, waarbij alle 46 chromosomen van paternale oorsprong zijn. De complete mola komt voort uit één oöcyt waarin de maternale chromosomen afwezig of inactief zijn. Deze is ofwel bevrucht door één spermatozoa waarvan het genetisch materiaal gedupliceerd is (46, XX), ofwel bevrucht door twee separate spermatozoa (46 XX of XY). Een complete hydatiforme mola zwangerschap met daarnaast een co-existente vitale foetus (CMH-F) is zeer zeldzaam en heeft een incidentie van één op 22.000 tot 100.000 zwangerschappen. Een mola-zwangerschap die zich uit als previa is zelden beschreven.

Een complete mola hydatidosa met daarnaast een normale intacte graviditeit is zeldzaam, waarbij de kans op overleving van de foetus, de daarvoor te nemen maternale risico’s in de zwangerschap en de kans op persisterende trofoblast goed moeten worden afgewogen. Er zijn geen aanwijzingen dat continueren van de zwangerschap een grotere kans geeft op persisterende trofoblast in vergelijking met een vroege zwangerschapsafbreking. Daarom is een planning met betrekking tot de partus in multidisciplinair verband van wezenlijk belang om goed voorbereid te zijn op ernstige complicaties zoals een vitale HPP. Mits goed gecounseld op basis van de meest recente literatuur kan elk paar besluiten of het een dergelijke risicovolle zwangerschap wil afbreken of continueren.