Gitsels en collega’s deden verkennend onderzoek naar de prevalentie, determinanten en onderliggende oorzaken van frequent zorggebruik in de verloskundige praktijk. Zij definieerden frequent zorggebruik als extra zorg, te weten =>110% van de aanbevolen zorg. In de KNOV standaard prenatale verloskundige begeleiding worden dertien prenatale controles aanbevolen.

Er werden gegevens gebruikt uit de digitale cliëntregistratie (2015-2016) van een verloskundige praktijk in een middelgrote stad nabij Amsterdam. Het zorggebruik werd gemeten met een gevalideerd instrument, de herziene ‘Kotelchuck Index’. Verwijzing naar de tweedelijn werd als effectmodificator beschouwd en daarom werden twee groepen (verwezen en niet verwezen) apart geanalyseerd.

Van de in totaal 1053 geïncludeerde vrouwen ontvingen er 243 (23%) extra zorg, vooral op basis van ongerustheid en ‘vage’ klachten (44%; 106/243). In de ‘niet verwezen’ groep (n=560) was er meer frequent zorggebruik bij vrouwen die te maken hadden (gehad) met seksueel geweld (OR 2.17; 1.11-4.24) en bij vrouwen die een consult bij de gynaecoloog hadden gehad (OR 3.99; 2.35-6.77).

In de ‘verwezen’ groep (n=493) werd een associatie gevonden tussen frequent zorggebruik en psychosociale problemen in de anamnese (OR 1.85; 1.02-3.35 ) of tijdens deze zwangerschap (OR 2.99; 1.43-6.25). Ook was er in deze groep een relatie tussen frequent zorggebruik en overgewicht (OR 1.88; 1.09-3.24). Voor vrouwen die in een achtergesteld gebied woonden was de kans op frequent zorggebruik bij de verloskundige lager (OR 0.55; 0.27-0.92).

De auteurs concluderen dat frequent zorggebruik vooral wordt bepaald door niet-medische oorzaken, waarbij psychosociale problemen en seksueel geweld van belang lijken te zijn. Zij benadrukken het belang van de vertrouwensrelatie tussen verloskundige en cliënt. Het is immers bekend dat vertrouwen nodig is om een gesprek te kunnen voeren over de werkelijke zorgbehoefte bij vage klachten.