Het tijdelijk vertragen, stoppen of verminderen van de weeën-activiteit tijdens een normale baring is iets wat veel verloskundig zorgverleners zullen herkennen. Toch krijgt dit weinig aandacht in onderzoek en in de klinische praktijk.

Het is lastig om er een goed beeld van te krijgen, omdat er geen eenduidige terminologie voor bestaat en er verschillend over de betekenis ervan wordt gedacht. Om een eerste aanzet te geven om dit verschijnsel beter in kaart te brengen, hebben de auteurs een scoping review uitgevoerd.

Dat is een literatuuronderzoek met als doel om de sleutelconcepten en kennis/kennishiaten rondom een bepaald nieuw onderzoeksonderwerp te verkennen.
De auteurs verrichtten een systematische zoektocht in diverse databases, naar publicaties die zo’n tijdelijke pauze van de baring vermelden, zonder dit als pathologie te beschouwen.

Zij vonden 43 bronnen uit elf landen uit de jaren 1990 – 2021. Zij identificeerden meer dan 60 verschillende aanduidingen van periodes tijdens de baring waarbij de uterusactiviteit tijdelijk afneemt of stopt, om daarna spontaan weer verder te gaan of te verhevigen.

Zij verdeelden deze aanduidingen in zes – moeilijk te vertalen en deels overlappende- conceptuele categorieën: ‘cervical reversal or recoil’ (ontsluiting stopt of neemt af), ‘lulls during transition’ (tijdelijke afname weeënintensiteit tussen ontsluiting en uitdrijving), ‘rest and be thankful- stage’ (rustiger fase voor de uitdrijving begint), ‘deceleration phase’ (afname van het tempo van de ontsluiting vlak voor de uitdrijving), ‘latent phases during 2nd and 3rd stage’ (rustige fase aan begin van uitdrijving of nageboortetijdperk gevolgd door krachtige uterusactiviteit), en ‘plateaus’ (iedere tijdelijke pauze in uterusactiviteit, ongeacht de fase van de baring).

Fysiologische plateaus worden gerapporteerd over het hele continuüm van ontsluiting tot en met het nageboortetijdperk. Sommige bronnen suggereren dat dit een zelfregulerend mechanisme kan zijn, wat de aanpassing tussen de foetus en de moeder faciliteert en stress van de moeder en de foetus vermindert. Een voorbeeld is de correlatie tussen emotionele spanning van vrouwen en een onderbreking van de weeën-activiteit.

Het optreden van zulke fysiologische plateaus kan mogelijk ten onrechte geïnterpreteerd worden als pathologie, en zou dan kunnen resulteren in onnodige medische interventies. Dit risico lijkt vooral reëel in een omgeving waar men uitgaat van continue, lineaire progressie van de baring en waar een korte ontsluitingsduur als wenselijk wordt gezien.

De auteurs van dit review bevelen aan om het optreden van eventuele fysiologische plateaus een plaats te geven in het onderzoek naar de normale voortgang van de baring.