Met haar proefschrift ‘Preconception Care: from policy to practice and back’ blikt Sabine van Voorst terug op de gebeurtenissen van het afgelopen decennium en op onderzoek met betrekking tot de organisatie van individuele preconceptiezorg in de eerste lijn en in het publieke gezondheidsbestel (onder andere de Healthy Pregnancy for All-studie).

Van Voorst concludeert dat de huidige perinatale zorg tekort schiet in het tijdig aanpakken van risicofactoren in de vroege fase van de zwangerschap (zoals bijvoorbeeld roken of het gebruik van geneesmiddelen door moeder). Tegen de tijd dat de antenatale zorg start, heeft de foetus hieraan al tijdens kritische ontwikkelingsprocessen blootgestaan. Hierdoor lopen vrouwen en hun kinderen een groter risico op sterfte en ziekte rond en kort na hun geboorte. Lange tijd was er focus op perinatale mortaliteit als indicator voor de kwaliteit van perinatale zorg. Dit is volgens van Voorst slechts het ‘topje van de ijsberg’. De kwantificering van perinatale mortaliteit en –morbiditeit is essentieel om perinatale zorg op de beleidsagenda te krijgen; de universitaire centra en gemeenten dienen hierin samen te werken.

Geboren worden met perinatale morbiditeit is geassocieerd met een grotere kans op het ontwikkelen van ziekten in het latere leven. Omdat men met preconceptiezorg risicofactoren aanpakt voor de conceptie, kunnen deze risicofactoren aangepakt worden als zij nog geen (of minimale) schade hebben kunnen berokkenen. Preconceptiezorg is daarom de meest primaire vorm van preventie die er is. Prenatale zorg dient de preconceptiefase te benutten voor gezondheidsbevordering voor moeder en kind. Dit ligt ten grondslag aan een gezonde maatschappij. Verschillende landen staan voor de uitdaging hoe preconceptiezorg effectief en met voldoende bereik geleverd kan worden. In Nederland hebben we het adagium om algemene preconceptiezorg in de vorm van individuele consulten in de eerste lijn aan te bieden aan de algemene populatie.

De bevindingen van Van Voorst worden terugvertaald naar aanbevelingen voor de organisatie van algemene preconceptiezorg in het Nederlandse zorgsysteem. Het bewustzijn over het nut en de noodzaak van preconceptiezorg is laag onder zowel de doelgroep als onder beleidsmedewerkers en zorgverleners. In een gemeente dient er daarom een gezamenlijke strategie te zijn waarin publieke gezondheidsmedewerkers, huisartsen en verloskundigen samen vrouwen rekruteren voor algemene preconceptiezorgspreekuren.

Ook stelt van Voorst dat om het bevorderen van het gebruik van een individueel preconceptiezorgconsult na een groepsvoorlichting er 1) specifiek vrouwen in de reproductieve levensfase bereikt dienen te worden en 2) de groepsvoorlichters een samenwerkingverband met preconceptiezorgverleners dienen te ontwikkelen.  Het curatieve en het publieke bestel hebben vaak samenwerkingsverbanden nodig die nog niet ontwikkeld zijn met betrekking tot de verloskunde.

Het gebruik van preconceptiezorgconsulten kunnen we vergroten door het meer aan te bieden conform de wensen van vrouwen. Social marketing biedt daar de mogelijkheid toe. Volgens de interview studie is het belangrijk dat zo’n consult niet te duur is, in de avonduren aangeboden wordt en er ook ingegaan wordt op sociale zaken rondom ouderschap en aandacht uitgaat naar educatie over vruchtbaarheid.