Dat het geven van borstvoeding gunstige effecten voor
kind en moeder heeft, is algemeen bekend. Zo biedt
borstvoeding immunologische bescherming tegen diverse
infecties[1], en mogelijk een beschermend effect tegen
aandoeningen als wiegendood [2], allergische ziektes[3] ,
overgewicht[4], hoge bloeddruk[5] en insulineafhankelijke
diabetes mellitus[6]. Ook is er een verband tussen borstvoeding
en een betere cognitieve ontwikkeling van het
kind[7]. Bovendien heeft borstvoeding gunstige effecten
op de moeder en op een hechte moeder-kindrelatie. Het
advies van de WHO is daarom om zes maanden volledige
borstvoeding te geven (www.who.int/rhl/pregnancy_
childbirth/care_after_childbirth/yscom/en/).
Ondanks alle voordelen is in Nederland het percentage
vrouwen dat borstvoeding geeft relatief laag vergeleken
met dat in andere landen: al jaren start in Nederland
ongeveer 78% van de moeders met het geven van borstvoeding[
8], maar stopt bijna 75% daarmee voordat de
zuigeling vier maanden is[9]. In de Scandinavische landen,
waar 99% van de moeders start met het geven van
borstvoeding, doet 85% dat na 4 maanden nog
steeds[10]. De ondersteuning die moeders ervaren van hun
omgeving speelt een belangrijke rol bij het kiezen voor
en het continueren van borstvoeding[11,12].Wij onderzochten het verband tussen
(de keuze voor) het geven van borstvoeding en de steun die moeders hierbij
ervaren van professionals en van hun sociale omgeving.
Vragen hierbij waren:

a. welke determinanten zijn tijdens de zwangerschap van
belang voor de keuze voor borstvoeding? en

b. is er een relatie tussen het ervaren van professionele
en sociale steun en de voedingskeuze van de (aanstaande)
moeders vóór en na de geboorte? Daarnaast
gingen wij na wat de redenen waren voor de moeders
om de borstvoeding geheel of gedeeltelijk te vervangen
door kunstvoeding.