De derde trimester groei-echo wordt steeds vaker routinematig uitgevoerd om te screenen op foetale groeirestrictie, hoewel daar nog geen bewijs van kosteneffectiviteit voor is. De Nederlandse IRIS-studie onderzocht het effect van routine derde trimesterechoscopie vergeleken met standaardzorg op perinatale uitkomsten. In deze publicatie wordt de kosteneffectiviteit van deze echoscopie geëvalueerd.

Via 60 eerstelijns verloskundige praktijken werden 12.974 vrouwen met laagrisicozwangerschappen geïncludeerd en gerandomiseerd tussen standaardzorg (controlegroep met echo op indicatie) en groei-echo’s tussen 28-30 en 34-36 weken zwangerschapsduur (interventiegroep). Er werd geen significant verschil gevonden tussen deze strategieën op een samengestelde uitkomstmaat van 12 ernstige perinatale uitkomsten in de eerste week postpartum.

In de kosteneffectiviteitsanalyse is gekeken naar verschillende aspecten: (1) kosten van eerstelijns verloskundige zorg en echoscopie, (2) kosten van ziekenhuiszorg, (3) maatschappelijke kosten en (4) kwaliteit van leven.

Voor het berekenen van zorgkosten werden voor de complete steekproef Perineddata gebruikt om het totaal aan bijvoorbeeld ziekenhuisconsulten, ambulancetransport, opnameduur en obstetrische interventies te schatten.
De echokosten, neonatale opnamekosten en totale geboortekosten verschillen niet tussen de groepen. Ziekenhuiskosten voor zowel neonatale als maternale zorg werden verzameld voor 1515 cases met een verhoogd risico op ernstige perinatale uitkomsten en verschilden niet tussen de condities.

Maatschappelijke kosten werden berekend met vragenlijstdata van een subgroep van 1426 participanten aangaande zorggebruik en productiviteitsverlies. De maatschappelijke kosten bleken hoger in de interventiegroep (€11.757) dan in de controlegroep (€9260; kostenverschil €2497: 838 – 4204).
Dezelfde subgroep werd vragenlijsten over kwaliteit van leven aangeboden (EQ-5D-5L), waarmee QALY’s (Quality-adjusted life years) berekend werden (een hogere QALY indiceert betere kwaliteit van leven ). QALYs verschilden niet tussen de groepen.

Uit de geregistreerde (zorg)kosten kan een zogenaamde ‘incremental cost-effectiveness ratio’ (ICER) berekend worden, die vertaalt hoeveel geld er geïnvesteerd moet worden in de interventie om één negatieve uitkomst te voorkomen.

ICERs zijn gebaseerd op extrapolaties van de verschillende types kosten voor alle 12974 deelnemers. Voor de primaire uitkomstmaat (ernstige perinatale uitkomst in de eerste week postpartum) bedraagt ICER voor routinematige derde trimesterecho’s €13.404 op basis van enkel Perined- en echodata.
Wanneer de periode wordt verlengd tot 6 maanden postpartum, blijkt de ICER €497.341 op basis van alle maatschappelijke en zorgkosten bij elkaar.

Concluderend dragen routinematige groei-echo’s in het derde trimester bij laagrisicozwangeren niet bij aan kosteneffectieve reductie van negatieve perinatale uitkomsten.