De hypothese die we ditmaal met LVRinsight onderzoeken is dat er gedurende de laatste jaren bij hypertensie in de aterme periode een proactiever interventiebeleid werd gevoerd dan vroeger. In de LVR2 wordt de hoogste diastolische bloeddruk van de zwangerschap geregistreerd. Voor deze analyse definiëren wij hypertensie als: hoogste diastolische bloeddruk van 90 mmHg of meer. Hypertensie volgens deze definitie komt tegenwoordig voor bij 16% van alle aterme tweedelijns eenlingzwangerschappen. Een hoogste diastolische bloeddruk van 110 mmHg of meer (ernstige hypertensie) komt tegenwoordig voor bij circa 1% van de eenlingzwangerschappen in de tweede lijn; tien jaar geleden was dat 2%. In de loop van het laatste decennium werden zwangeren met hypertensie steeds vroeger overgedragen door de eerste naar de tweede lijn. Het percentage zwangeren met hypertensie dat pas tijdens de baring wordt overgedragen is namelijk in tien jaar gehalveerd van 15% tot 7,5%.