In reactie op de stijging van interventies tijdens de bevalling is er groeiende belangstelling voor het verhogen van het aantal normale bevallingen. Een normale bevalling is een bevalling zonder inleiding, epidurale, spinale of algehele anesthesie, episiotomie, forceps, vacuüm of sectio. Echter, er is weinig onderzoek gedaan naar hoe we het aantal gewone bevallingen kunnen beïnvloeden. In deze Australische studie is de rol van beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare factoren in het doormaken van een gewone bevalling retrospectief onderzocht.

In Queensland zijn alle vrouwen die in een tijdsperiode van 4 maanden bevielen uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen over hun ervaringen tijdens zwangerschap, bevalling en postnatale zorg. 5840 vrouwen (30,4%) vulden de vragenlijst in. Vergeleken met de hele populatie waren zij minder vaak <20 jaar, van inheemse afkomst of in een openbaar ziekenhuis bevallen. Met een multivariaat regressiemodel werd de voorspellende waarde van vier aspecten van een normale geboorte (spontaan begin baring, gebruik van anesthesie, wijze van bevallen en het krijgen van een episiotomie) berekend.

In totaal had 28,7% van de vrouwen een normale bevalling. Factoren die samenhingen met een kleinere kans op een normale bevalling waren: primipariteit (0.22; 0.09-0.37) hogere maternale leeftijd (0.84; 0.74-0.92)), sectio i.a. (0.10-; 0.03-0.20), meerlingzwangerschap (0.01; 0.00-0.12), zwangerschapscomplicaties zoals diabetes (0.68; 0.48-0.91) en hypertensie (0.39; 0.26-0.53), langere zwangerschapsduur (0.90; 0.83-0.94), continue CTG bewaking (0.34; 0.24-0.46), en slechts een gedeelde van de zorgverleners kennen (0.75; 0.61-0.88).

Factoren die samenhingen met een grotere kans op een spontane bevalling waren: niet-stedelijk wonen, bijvoorbeeld in de grotere regio rondom de stad (OR 1.39; 1.16-1.74), andere zorg dan obstetrische zorg in een prive-ziekenhuis, bijvoorbeeld: (openbare ziekenhuiszorg (OR 1.77; 1.46-2.31) of midwifery-led continuïteit van zorg (OR 2.22; 1.81-2.83), vrij bewegen tijdens de weeën (1.33; 1.11-1.77) en continuïteit van zorg tijdens de baring (1.24; 1.09-1.48), geen bijstimulatie (1.44; 1.22-1.80) en niet in rugligging bevalling (1.11; 1.01-1.41).

De onderzoekers concluderen dat er een aantal beïnvloedbare factoren is geïdentificeerd die de kans op een normale baring kunnen vergroten, zoals mobiliteit, monitoring, en het type zorg tijdens de baring. Het bespreken van de aanwezigheid van deze verbanden met cliënten en het gebruiken van deze kennis bij richtlijnontwikkeling kan bijdragen aan het verhogen van het aantal normale geboorten.