Zwangerschapshypertensie komt bij 7% van de vrouwen voor en wordt behandeld met bedrust of medicatie (labetalol of methyldopa). Tussen 1983 en 1987 liep dit Nijmeegse onderzoek in 12 ziekenhuizen.

Pasker-de Jong PC, Zielhuis GA, Gelder MM et al. Antihypertensive treatment during pregnancy and functional development at primary school age in a historical cohort. BJOG 2010;117:1080-1087

Directe link naar de samenvatting in BJOG
Lees op de BJOG-site ook de twijfels over de onderzoeksopzet van Professor Michael Belfort, Department of Obstetrics and Gynecology, University of Utah Medical School.

In deze periode switchten een aantal gynaecologen van methyldopa naar labetalol in verband met mogelijke bijwerkingen op het centrale zenuwstelsel van het ongeboren kind bij het gebruik van methyldopa. De onderzoekers waren benieuwd naar de effecten van de drie behandelstrategieën op het optreden van ADHD (Attention Defecit Hyperactive Disorder) op de lagere school leeftijd van de kinderen. In 1991 werden 355 moeders, die destijds voor zwangerschapshypertensie behandeld waren, gevraagd deel te nemen aan de follow-up studie. Er reageerden 202 moeders: 58 werden destijds behandeld met labetalol, 61 met methyldopa en 83 vrouwen die bedrust kregen. Hun kinderen werden thuis getest op de volgende aspecten: concentratie, IQ, geheugen, grove- en fijne motoriek. Ouders vulden daarnaast een lijst in met betrekking tot gedragingen van hun kind. Kinderen geëxposeerd aan labetolol hadden vaker last van ADHD dan kinderen die geëxposeerd waren aan methyldopa (OR 2.3;0.7-7.3) of bedrust (OR 4.1;1.2-13.9). Blootstelling in utero aan methyldopa gaf vaker slaapproblemen bij de kinderen dan labetolol (OR 3.2; 0.6-16.7) en bedrust (OR 4.5; 0.9-23.2). Op de overige onderdelen van hun neurologische ontwikkeling verschilden de kinderen niet.