De stelling in de afgelopen periode luidde: De latente fase bestaat niet.

Josien de Boer, KNOV: “Het meerendeel (62%) is het niet eens met deze stelling. Gelukkig, want in de KNOV-standaard Niet-vorderende ontsluiting wordt wél uitgegaan van een latente en een actieve fase.

Waarom? Om twee redenen:
1) Om de cliënt duidelijkheid te geven over waar zij staat en wat zij kan verwachten. Iedereen weet dat de meeste barenden niet pats-boem in de actieve fase zijn. De baring moet op gang komen en dat heeft tijd nodig. De cliënt ondervindt dit aan den lijve. Je kan tegen een cliënt die pijnlijke weeën heeft, ook al komen ze om het kwartier en heeft ze pas 2 centimeter ontsluiting, niet zeggen dat de (echte) baring nog niet begonnen is. Wél kan je uitleggen in welke fase de baring is en met haar en haar partner bespreken wat dat inhoudt voor hun verwachtingen en de begeleiding.
2) Het verloop van deze beginfase is belangrijk om te bepalen of en welke interventies er nodig zijn. De effectiviteit van een aantal interventies, zoals continue ondersteuning, is groter wanneer er vroeg, vóór de actieve fase, mee wordt begonnen. Daarom beveelt de standaard aan om langs te gaan bij vrouwen die bellen dat de baring begonnen is, om vast te stellen in welke fase de baring verkeert.

Of je deze ‘beginfase’ de ‘pre-labor’ (Hendricks) of de latente (Friedman) fase noemt, maakt eigenlijk niet veel uit. Latent betekent ‘onzichtbaar aanwezig’ en eigenlijk is dit wel een goede benaming. De verstrijking en ontsluiting verlopen ongemerkt, alleen aan de vaak onregelmatige weeën merken de cliënt en de verloskundige dat de baring op gang komt. Belangrijker dan de naam is een duidelijke omschrijving van de kenmerken van de fasen. De wetenschappelijke onderbouwing van de standaard Niet-vorderende ontsluiting is te vinden op Kennispoort Verloskunde.

De stelling voor de komende periode luidt: Alle vrouwen hebben recht op continue ondersteuning tijdens de baring. Ga naar de Kennispoort-website voor de toelichting en om uw stem uit te brengen.