Voor het onderkennen van foetale disstress is de STAN methode beschikbaar waarbij het CTG wordt gecombineerd met een analyse van het ST segment (zie afbeelding) van het foetale ECG.

Westerhuis M, van Horen E, Kwee A, van der Tweel I, Visser G, Moons K.
Inter- and intra-observer agreement of intrapartum ST analysis of the fetal electrocardiogram in women monitored by STAN
BJOG 2009;116:545-551
Te bekijken via de site van Wiley Interscience

Voor het onderkennen van foetale disstress is de STAN methode beschikbaar waarbij het CTG wordt gecombineerd met een analyse van het ST segment (zie afbeelding) van het foetale ECG. Een abnormaal ST segment is geassocieerd met metabole acidose. De STAN methode lijkt beter dan alleen het gebruik van CTG. Bij het gebruik van STAN in de klinische setting wordt een vermindering van metabole acidose gezien, minder vaker micro bloedonderzoek (MBO) uitgevoerd en zijn er minder kunstverlossingen. Aan een beoordeling van een STAN registratie wordt een classificatie toegekend om vervolgens het beleid te bepalen. Westerhuis et al. heeft een onderzoek uitgevoerd naar inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid van beoordelingen van STAN registraties en van besluiten tot interventie.

Op twee momenten, in november 2006 (T0) en januari 2007 (T1) werden door zes artsen/ gynaecologen STAN registraties beoordeeld. De obstetrische ervaring en ervaring in het gebruik van STAN verschilde tussen de beoordelaars. Op T0 werd in 43 van de 73 cases (59%) door tenminste één beoordelaar besloten tot interventie. Van deze 43 cases betrof dit 11 cases op basis van alleen het CTG en 32 cases op basis van CTG én analyse van het ST segment. In welke mate de beoordelaars op T1 tot dezelfde beslissing kwamen, met correctie van overeenstemming op basis van toeval, werd uitgedrukt in Kappa (kappa < 0.40 betekent slechte overeenkomst, tussen 0.40 – 0.70 betekent matig tot redelijke overeenkomst, > 0.70 betekent goede overeenkomst). De intrabeoordelaars overeenkomst tussen T0 en T1 kende een kappa van 0.61 tot 0.75. De overeenstemming in het besluiten tot een interventie lag tussen de beoordelaars gemiddeld lager (interbeoordelaars kappa van 0.42 tot 0.73). De auteur stelt dat de beschikbaarheid van informatie over het ST segment en het gebruik van STAN-richtlijnen leidt tot een meer uniforme beoordeling van de foetale conditie en tot meer overeenstemming in het besluiten tot interventie dan bij het gebruik van alleen het CTG.