Van alle premature geboorten heeft 85% een zwangerschapsduur tussen 32-36 weken. Er is weinig bekend over de neurologische ontwikkeling van deze groep kinderen in vergelijking met a terme geboren kinderen. Deze studie uit Engeland (2009-2010) is gericht op de neurologische ontwikkeling op tweejarige leeftijd en op het detecteren van risicofactoren voor negatieve uitkomsten van deze premature groep. Moeders participeren in het onderzoek door deelname aan een interview postpartum en na twee jaar door het invullen van de Parent Report of Children’s Abilities-Revised (PARCA-R).  Na twee jaar bestaat de premature groep uit 638 kinderen en de a terme groep uit 765 kinderen.  Premature kinderen hebben vaker ouders met een lage SES en zijn vaker SGA bij de geboorte.

LMPT-kinderen hebben een groter risico op neuromotorische/sensorische problemen dan kinderen a terme (1,6 % versus 0,3%; p 0.04). Zij hebben significant vaker gemiddelde en ernstige cognitieve problemen (6,3% versus 2,4%) en een grotere kans op neurologische stoornissen (6,9% versus 2,5%) dan a terme geboren kinderen. Risicofactoren voor het ontwikkelen van cognitieve problemen zijn moeders met een leeftijd ≥ 35 jaar, met een etnische achtergrond, gemiddeld of lage SES, preexistente hypertensie en pre-eclampsie. Kinderlijke factoren die geassocieerd zijn met gemiddelde en ernstige cognitieve problemen zijn: mannelijk geslacht, hypotermie en geen borstvoeding krijgen bij ontslag uit het ziekenhuis. De onderzoekers adviseren kinderen geboren tussen 32 en 36 weken adequaat te volgen in hun ontwikkeling, vooral op cognitief gebied.