Gynaecoloog Thomas van den Akker werd onlangs benoemd tot hoogleraar verloskunde aan het Leids Universitair Medisch Centrum. Hij wil zich onder meer gaan richten op wat juist goed gaat tijdens de bevalling. “Vrouwen hebben ook nog een leven na de bevalling. Te snel ingrijpen kan ook negatieve consequenties hebben.”

Tekst: Wiebe de Jong

“Misschien hebben we in het verleden te veel op veilig gespeeld,” zegt hoogleraar verloskunde Thomas van den Akker. “Als ik kritisch naar mezelf kijk – en ik vind het belangrijk om dat te doen – heb ik vroeger vooral veel onderzoek gedaan naar slechte uitkomsten in de maternale zorg door te laat ingrijpen. En vele onderzoekers met mij. Het gevolg is dat we tijdens bevallingen juist sneller zijn gaan ingrijpen, terwijl dat achteraf niet altijd nodig bleek te zijn.”

“We zien bijvoorbeeld in de cijfers dat er in de wereld heel veel onnodige keizersneden plaats vinden. Dat hebben we deels ook zelf in de hand gewerkt met ons onderzoek naar negatieve uitkomsten. Dat ‘op veilig spelen’ gaat dan over de acute uitkomst voor het kind. We hebben tijdens een bevalling al gauw de neiging om te denken: dit kind is misschien in de problemen. Laten we maar ingrijpen, terwijl dat probleem lang niet altijd evident is. We vergeten daarbij dat een keizersnede op den duur ook een negatieve uitkomst kan hebben. Voor de vrouw zelf en eventuele kinderen die daarna nog worden geboren. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat maternale zorg niet niet alleen over de bevalling gaat, het is levensloopgeneeskunde. Ik zie dat echt als mijn taak voor de toekomst nu ik hoogleraar verloskunde ben. Wat je tijdens de zwangerschap goed doet, kan voor de rest van het leven van zowel moeder als kind een grote positieve invloed hebben.”

Hoe kan het anders?
“Een Engelse collega verwoordde het ooit op een mooie manier: ‘a woman is more than just a vessel’. Het gaat niet alleen om het kind, maar ook om de vrouw en hoe de rest van haar leven eruitziet. Het is een groot onrecht dat op wereldschaal zoveel vrouwen nog met moedersterfte en ernstige morbiditeit te maken hebben. Daar moeten we keihard tegen blijven strijden! Maar tegelijkertijd moeten we ons niet alleen blindstaren op wat er verkeerd kan gaan. Ik wil toe naar een situatie waarin we vrouwen zelf gaan vragen wat wél goed is gegaan voor, tijdens en na de bevalling. Bijna een soort reconstructie maken wat ze als positief hebben ervaren. Daar kunnen we óók heel veel van leren. Dat doe ik natuurlijk niet alleen. Ik heb daar ook de hulp van verloskundigen, verpleegkundigen en andere zorgverleners voor nodig.”

Een groot medisch team dus?
“Het is interessant dat je het medische benadrukt, want we vergeten vaak dat er tal van andere niet-medische factoren een grote rol spelen. Zo hebben vrouwen van kleur in Nederland na de bevalling minder goede uitkomsten dan witte vrouwen. Dat heeft te maken met wat we de drie P’s zijn gaan noemen: poor, pregnant and powerless. Factoren zoals armoede en niet in staat zijn om voor jezelf op te komen creëren gezondheidsverschillen. De ongelijkheid tussen verschillende groepen in Nederland is te groot. Bovendien is er te weinig diversiteit onder zorgverleners – en dan doel ik met name op zij die wat hoger in de hiërarchie zitten. Het vereist dat we als gynaecologen en verloskundigen, nog beter gaan luisteren naar hoe de levens van vrouwen eruitzien en ons bewust worden van onze eigen machtspositie. Het is niet aan deze vrouwen om symptomen te benoemen, dat moeten wij doen door cultuursensitiever te gaan werken. En we moeten kritischer naar onszelf gaan kijken.”

Je hebt nu als hoogleraar zelf een hoge rang binnen die hiërarchie. Hoe waak je in je nieuwe positie voor voldoende reflectie?
“Dat is een terechte vraag. Al denk ik dat we het in Nederland vrij goed doen. In Ethiopië waar ik moedersterfte onderzoek, wordt slechts 10% van de gevallen gerapporteerd omdat zorgverleners bang zijn voor repercussies. Het betekent dat er een onveilige werkomgeving bestaat. Ik wil naar een situatie waarin ik zelf en de mensen met wie ik werk, zoals verloskundigen en verpleegkundigen, kunnen reflecteren op hun eigen rol en kwetsbaarheid. In het verleden heb ik vier jaar als arts in Malawi gewerkt. Daar ben ik enorm geïnspireerd geraakt door lokale artsen die onder zeer moeilijke omstandigheden toch vriendelijk konden blijven tegen tien verschillende patiënten voor wie ze tegelijkertijd moesten zorgen. Jezelf niet op een voetstuk plaatsen, vriendelijk blijven, bescheidenheid en het goede proberen te verrichten. Dat is het minste wat ik kan doen om open te staan voor wat anderen te zeggen hebben.”