Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie (n=1.411) in vijftien Nederlandse ziekenhuizen vergeleek de effecten op de tevredenheid van vrouwen over baringspijnbestrijding tussen remifentanil, het zogenoemde opiaatpompje, en epidurale pijnstilling. Deelnemers waren vrouwen in tweede – en derdelijnszorg die bij 32 weken het plan hadden vaginaal te bevallen. De belangrijkste uitkomstmaat was tevredenheid met baringspijnbestrijding, elk uur gemeten op een visuele analoge schaal en uitgedrukt als ‘area under the curve’ (AUC, ofwel de oppervlakte onder de curve). Een hogere AUC vertegenwoordigt meer tevredenheid met baringspijnbestrijding, gewogen voor tijd. Secundaire uitkomsten waren pijnintensiteit, wijze van bevallen en maternale en neonatale uitkomsten.

In de remifentanil-groep (n=709) gebruikt uiteindelijk 65% pijnstilling en in de epiduraalgroep (n=705) is dit 52% (RR: 1.32; 1.18-1.48). Van de vrouwen met pijnbestrijding gebruikt respectievelijk 7% en 8% de pijnbestrijdingswijze uit de andere groep. In de groep die voornamelijk remifentanil gebruikt krijgt uiteindelijk 13% alsnog een epiduraal, en in de groep die voornamelijk epiduraal krijgt ontvangt 1% alsnog remifentanil. Tevredenheid met baringspijnbestrijding verschilt niet significant verschilt tussen de groepen: AUC 30,9 in de remifentanil-groep versus 33,7 in de epiduraalgroep. Bij de vrouwen die werkelijk pijnstilling ontvangen verschillen de groepen wel significant in tevredenheid met pijnbestrijding na het begin van de pijnbestrijding: AUC 25,6 in de remifentanil-groep versus 36,1 in de epiduraal groep (gemiddeld verschil: -10,4; -13,9 tot -7,0). De zuurstofsaturatie is significant lager bij vrouwen die remifentanil gebruiken (RR: 1.5; 1.4 – 1.7) dan bij vrouwen die de epiduraal krijgen. Het percentage sectio’s (15%) en maternale en neonatale uitkomsten zijn vergelijkbaar tussen beide groepen.

De conclusie is dat vrouwen significant meer tevreden zijn over baringpijnbestrijding met epiduraal dan met remifentanil.

Mediator publiceerde een interview met twee van de onderzoekers: gynaecoloog Liv Freeman en klinisch verloskundige Sabine Logtenberg over de interpretatie van de resultaten, voorkeuren, beschikbaarheid en neveneffecten van beide middelen en onbekende effecten bij multiparae.