Afwachten kan bij prematuur gebroken vliezen tussen 34 en 37 weken
Van der Ham DP, Vijgen SMC, Nijhuis JG et al.
Induction of labor versus expectant management in women with preterm prelabor rupture of membranes between 34 and 37 weeks: A randomized controlled trial.
Plos Med 2012;9:e1001208
Directe link naar de gratis full text versie van het artikel
Prematuur gebroken vliezen vormen een veel voorkomend obstetrisch probleem dat dertig tot veertig procent van de premature partussen veroorzaakt. Afwachtend beleid zou het risico op een neonatale sepsis verhogen, maar inleiding van de baring verhoogt mogelijk het risico op kunstverlossingen, infant respiratory distress syndrome (hyaliene membranenziekte; IRDS) en andere neonatale problemen door de prematuriteit. Volgens een recente Cochrane review is er nog onvoldoende bewijs voor een goede richtlijn voor het beleid bij prematuur gebroken vliezen.
De onderzoeksvraag was of inleiding van de baring bij vrouwen met prematuur gebroken vliezen (meer dan 24 uur, na 26+0 weken) tussen 34 en 37 weken amenorroe de kans verlaagt op neonatale sepsis zonder toename van neonatale morbiditeit door prematuriteit en/of toename van het aantal kunstverlossingen.Dit gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek vond plaats in zestig Nederlandse ziekenhuizen van januari 2007 tot september 2009. Vrouwen en zorgverleners wisten na randomisatie in welke groep de vrouwen waren ingedeeld. De interventie bestond uit inleiding van de baring (IB), of indien geïndiceerd (zoals bij stuitligging of meerling zwangerschap) een keizersnede. In de controlegroep volgde men afwachtend beleid (AB) met (poli)klinische monitoring.
Van de 776 vrouwen die aan de selectiecriteria voldeden werden 536 vrouwen gerandomiseerd. Van hen werden vier vrouwen na randomisatie uitgesloten. De IB-groep bestond uit 266 vrouwen (268 kinderen) en de AB-groep uit 266 vrouwen (270 kinderen). Neonatale sepsis werd gezien bij zeven (2.6%) kinderen in de IB-groep en bij elf (4.1%) kinderen in de AB-groep (RR: 0.64; 0.25-1.6). IRDS werd gezien bij 21 (7.8%) kinderen in de IB-groep en zeventien (6.3%) kinderen in de AB-groep (RR 1.3; 0.67-1.50). In de IB-groep kregen 36 vrouwen (13%) een keizersnede en in de AB-groep gold dit voor 37 (14%) vrouwen (RR 0.98; 0.64-1.76). Chorioamnionitis (histologisch vastgesteld) kwam voor bij 43 (22%) vrouwen in de IB-groep en 62 (32%) vrouwen in de AB-groep (RR: 0.69; 0.49-0.96) en er waren geen ernstige incidenten.De auteurs verrichtten ook een update van de recente Cochrane review. Zij vonden geen andere nieuwe onderzoeken buiten hun eigen onderzoek. Na opname van dit onderzoek in de meta-analyse waren er geen significante verschillen tussen IB en AB voor neonatale sepsis (RR: 1.06; 0.64-1.76; acht studies met 1.230 kinderen) en keizersneden (RR: 1.27; 0.98-1.65; acht studies met 1.222 vrouwen).
De onderzoekers concludeerden dat bij vrouwen met prematuur gebroken vliezen, inleiding van de baring tussen 34 en 37 weken niet leidt tot een substantiële verbetering van de zwangerschapsuitkomst vergeleken met afwachtend beleid en dat deze vrouwen afwachtend kunnen worden behandeld.