Dahlen H, Downe S, Duff M et al. Vaginal examination during normal labor: routine examination or routine intervention? MIDIRS Midwifery digest, 24.1 2014. DOI: 10.1891/2156-5287.3.3.142
Directe link naar de samenvatting van het artikel.

Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het routinematige vaginaal toucher (VT) tijdens de baring leidt tot betere baringsuitkomsten. De auteurs schetsen de historische en klinische context van gebruik van VT. De nauwkeurigheid van het VT is minder dan vijftig procent.

Hoe meer VT’s hoe groter de kans op infecties. Ervaringen van vrouwen na VT lopen uiteen van pijnlijke contracties tot posttraumatische stress. Het routinematig VT is niet gebruikelijk tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Friedman gebruikt in de vijftiger jaren het VT bij zijn onderzoek naar het normale verloop van de baring. Dit leidt tot ontwikkeling van het partogram. De aanname is dat de progressie in de ontsluiting lineair verloopt, hetgeen later door diverse onderzoeken weerlegd wordt. ‘Hoe korter hoe beter’ wordt de norm, zodat de gemiddelde duur van de ontsluiting voor primi tussen 1958 en 1975 is afgenomen van 12,5 naar 11 uur, en van de uitdrijving van 2,0 naar 0,75 uur. De afname is kunstmatig, door het gebruik van oxytocine. Active Management of Labor (AML) is de volgende stap: iedere vrouw kan binnen twaalf uur bevallen van haar eerste kind. Overigens is het succes van AML multifactorieel, met als enige constante factor de continue begeleiding die geboden wordt.

Op plaatsen waar verloskundigen buiten ziekenhuizen werken en vooral bij continue begeleiding worden VT’s niet routinematig, maar op indicatie verricht, zoals bij abnormale progressie. Naar alternatieven voor het VT, zoals echografi sche cervixmeting, wordt onderzoek gedaan. Echter niet naar de voorspellende waarde van observaties van het gedrag en gedragsveranderingen bij de vrouw. Het ontwikkelen van minder invasieve methoden om de progressie te bewaken past in de internationale beweging naar normale baring en geboorte. De cliënt moet een stem hebben in onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe methoden.