Thuis of in het ziekenhuis? Prenatale screening of niet? Ingrijpen of nog even aanzien? De meeste cliënten willen actief betrokken worden bij het maken van belangrijke medische beslissingen. Over het algemeen wil 70% kunnen kiezen, terwijl 30 % de beslissing liever aan de zorgverlener overlaat [Silverman J et al, 2006]. Die
verhouding zal in de verloskundigenpraktijk niet veel anders zijn. Met gezamenlijke besluitvorming voldoet de
verloskundige aan die wens. Gezamenlijke besluitvorming is een adviserende stijl die vooral wordt gebruikt bij
belangrijke, voorkeursgevoelige beslissingen. Dit zijn beslissingen over preventie, screening, diagnostiek of
behandeling waarbij er meerdere, qua effectiviteit min of meer gelijkwaardige opties zijn, ieder met voor­ en nadelen.

Gezamenlijke besluitvorming levert meer tevredenheid en een betere kwaliteit van leven op, en draagt bij tot een betere werkrelatie [Stewart MA et al, 1995; Elwyn G et al, 1999; Elwyn G et al, 2000]. Cliënten die zelf beslissen maken doorgaans een weloverwogen en medisch gezien verstandige keuze [Stalmeijer et al, 2009; Van Peperstra­ten AM, 2009]. Of gezamenlijke besluitvorming ook de compliance bevordert en gezondheidseffecten oplevert staat niet vast [Elwyn G et al, 2000]. Ook onderzoek naar de benodigde consulttijd laat geen eenduidig beeld zien [Elwyn G et al, 1999; Légaré F et al, 2008]. In de praktijk neemt het beslissingsproces vaak meerdere consulten in beslag. Eerst wisselen verloskundige en de zwangere vrouw (eventueel met partner) informatie uit. Idealiter krijgt de zwangere vervolgens de gelegenheid om over de opties na te denken, eventueel een keuzehulp te raadplegen en met haar partner en familie te overleggen.
Tijdens een vervolgconsult vraagt de verloskundige of de zwangere wil (en kan) meebeslissen, waarna gezamenlijk een besluit wordt genomen en een plan wordt opgesteld [Elwyn G et al, 2000].

Gezamenlijke besluitvorming is een belangrijk onderdeel van patiëntgerichte communicatie, maar geen essentiële voorwaarde. In de praktijk willen sommige cliënten liever niet geïnformeerd worden, geen psychosociale zaken bespreken of niet participeren in de besluitvorming. Andere cliënten beslissen misschien iets anders dan de zorgverlener zou wensen, zoals afzien van een ingreep of behandeling. Patiëntgerichtheid betekent vooral respect hebben voor de behoeften en waarden van de cliënt [De Haes H, 2006]. Gezamenlijke besluitvorming moet daarom geen nieuw dogma worden, maar een individuele keuze blijven. Zelfs aan het einde van het besluitvor­mingsproces moet het voor een cliënt mogelijk blijven de beslissing alsnog aan de zorgverlener over te laten: ‘Zegt ú het maar. Wat stelt ú voor?’

Tenslotte nog dit: de beschreven gespreksvaardigheden en ‘stappen’ in het besluitvormingsproces zijn niet
bedoeld als keurslijf, maar dienen vooral ter inspiratie. Al doende ontwikkelt de verloskundige zijn of haar eigen
stijl in gezamenlijke besluitvorming. Er ontstaat al een dialoog vanuit oprechte belangstelling en met een enkele
vraag als: ‘Zullen we daar eens samen over nadenken?’