Een schouderdystocie kun je oplossen door verschillende manoeuvres toe te passen. Onderzoekers in Finland stelden vast dat dit leidt tot minder slechte neonatale uitkomsten.

Een schouderdystocie is een ernstige complicatie tijdens de bevalling en kan verschillende complicaties bij de moeder en de baby veroorzaken, bijvoorbeeld een perineumruptuur bij de moeder en een plexus brachialis laesie bij de baby.

Meest voorkomende manoeuvres

De vier meest voorkomende manoeuvres om een schouderdystocie op te lossen zijn:

  1. McRoberts manoeuvre (uitwendig)
  2. suprapubische impressie (uitwendig)
  3. inwendige (foetale) rotatie
  4. het afhalen van de achterste (foetale) arm (inwendig)

Het doel van dit Finse onderzoek was om te kijken naar hoe vaak deze manoeuvres voorkomen, hoe succesvol ze zijn en wat de invloed ervan is op complicaties van een schouderdystocie bij de moeder en de baby.

Wanneer een schouderdystocie?

Het retrospectieve case-control onderzoek heeft 181.352 vaginale bevallingen van een eenling in hoofdligging tussen 2006 en 2015 geïncludeerd. De dossiers van deze bevallingen zijn beoordeeld en er zijn 537 bevallingen met een schouderdystocie vastgesteld.

Volgens de onderzoekers was er in de volgende gevallen sprake van een schouderdystocie:

  • ‘Moeizame’ schouder (96,8%)1 ‘Moeizame schouder’ werd uitgelegd als het lastiger dan normaal geboren worden van de schouders en dat het kind niet geboren wordt met ‘normale’ neerwaartse tractie. Een moeizame schouder geldt als uitgangspunt voor het uitvoeren van uitwendige en inwendige manoeuvres.
  • Toepassen van extra manoeuvres (57,5%)
  • Verdenking op een plexus brachialis laesie direct na de geboorte na het moeizaam geboren worden van de schouders (46,2%)
  • ICD-102 ICD = International Classification of Diseases and Related Health Problems code O66.0 (gestagneerde uitdrijving ten gevolgde van een schouderdystocie) (31,6%)
  • Hoofd-romp interval ≥ 60 seconden (11,4%)
  • ‘Turtle sign’ (8,0%) en/of het falen van het sacraalwaarts bewegen van het caput om de schouders geboren te laten worden (6,7%).

De 537 bevallingen met een schouderdystocie werden vergeleken met 566 bevallingen zonder schouderdystocie (controle groep).

Frequentie en succespercentages van de verschillende manoeuvres

In de 10 jaar die werd beoordeeld was er een stijging in het gebruik van manoeuvres om een schouderdystocie op te heffen:

  • McRoberts van 20,7% naar 90,9%
  • Suprapubische impressie van 12,1% naar 54,5%
  • Inwendige manoeuvre van 3,4% naar 21,2%

Een manoeuvre was succesvol als deze in het dossier werd beschreven als dé methode om de schouderdystocie op te lossen. Alle manoeuvres die daar aan vooraf gingen werden daarmee als mislukt beschouwd. De McRoberts manoeuvre was succesvol in 61,0%, suprapubische impressie in 71,9% en inwendige rotatie in 68,1% van de gevallen. Het afhalen van de achterste arm had het hoogste succespercentage, namelijk 84,8%.

Complicaties bij de baby

Kinderen die werden geboren na een schouderdystocie hadden significant meer kans op:

  • een plexus brachialis laesie (direct postpartum en op de leeftijd van één jaar)
  • claviculafractuur
  • asfyxie
  • Apgarscore < 7 na 5 minuten
  • hypoxisch-ischemische encefalopathie3 Ernstig zuurstoftekort kan bij de pasgeborene leiden tot schade aan de hersenen. Dit wordt ook wel hypoxisch-ischemische encefalopathie (HIE) genoemd.
  • gecombineerde neonatale morbiditeit (plexus brachialis laesie, claviculafractuur, asfyxie, hypoxisch-ischemische encefalopathie en/of neonatale sterfte)

Het toepassen van minimaal één van de vier meest gebruikte manoeuvres om een schouderdystocie op te heffen leidde tot een daling van plexus brachialis laesies en gecombineerde neonatale morbiditeit.

Complicaties bij de moeder

Moeders met een baby die werd geboren na een schouderdystocie hadden significant meer kans op een perineumruptuur en een ernstige hoge vaginawand- of cervixruptuur. Multiparae hadden ook meer kans op een 3e of 4e graad perineumruptuur. Er werd geen verschil gezien in de kans op een fluxus (> 1L) postpartum of een manuele placenta verwijdering.

Opheffen van schouderdystocie zonder manoeuvres

Opheffen van de schouderdystocie zonder manoeuvres, maar door langdurige sacraalwaartse beweging, leidde tot:

  • de hoogste percentages slechte neonatale uitkomsten;
  • het niet herkennen van een ernstige complicatie;
  • vaker gebruik maken van de term ‘moeizame’ schouder;
  • het niet (op tijd) inschakelen van hulp.
Wat betekent dit voor jou?
Deze studie laat zien hoe belangrijk het is om een schouderdystocie te herkennen en met behulp van de verschillende manoeuvres op te kunnen lossen. Scholing kan je bewustzijn hierover vergroten en tevens de drempel verlagen om de manoeuvres toe te passen.