Door de mogelijkheid thuis zelftests te gebruiken om ovulatie en vroege zwangerschappen vast te stellen, is het aantal gerapporteerde vroege miskramen (zwangerschapsverlies <7 weken) flink gestegen (schattingen lopen uiteen van 8 – 52%). Tot op heden is er weinig bekend over aanwezigheid van risicofactoren bij stellen voor zwangerschapsverlies in deze termijn. Met dit onderzoek willen de auteurs incidentie van en risicofactoren voor vroeg zwangerschapsverlies inzichtelijk maken.

In deze prospectieve cohortstudie werden 374 stellen uit Michigan en Texas (VS) in de periode van preconceptie tot zeven weken na conceptie gevolgd. Zij registreerden dagelijks hun tabak, alcohol- en cafeïneconsumptie en gebruik van multivitaminen. Verder werden leeftijd, BMI, eerdere miskramen en opleidingsniveau geregistreerd. Voor de risicofactoren werd in drie periodes (preconceptioneel, vroege zwangerschap en periconceptioneel, met beide perioden tezamen) een hazard ratio berekend.

98 (28%) van de vrouwen met een eenlingzwangerschap verliest de zwangerschap in de bestudeerde periode. Drie vrouwen met een meerlingzwangerschap werden geëxcludeerd. De resultaten zijn vergelijkbaar voor alle perioden. Risicofactoren voor zwangerschapsverlies zijn maternale leeftijd ouder dan 35 jaar (HR 1.95, 1.13 – 3.35), zowel vrouwelijke als mannelijke consumptie van meer dan twee cafeïne houdende dranken per dag. Multivitaminegebruik blijkt beschermend. De effecten van vrouwelijke cafeïneconsumptie en multivitaminegebruik zijn het sterkst in de vroege zwangerschap (resp. HR 3.05, 1.75 – 5.34 en HR 0.21, 0.10 – 0.43). Verschil in leeftijd tussen partners, eerdere miskraam, BMI, mannelijk multivitaminegebruik, tabak- en alcoholconsumptie blijken geen significante risicofactoren voor zwangerschapsverlies tot zeven weken. Ook de benodigde tijd tot conceptie blijkt niet relevant.

De auteurs suggereren om preconceptioneel advies meer in te richten op de leefstijl van stellen, en advies ten aanzien van cafeïne- en multivitaminegebruik daarin te betrekken. De auteurs zetten de kanttekening dat tabak- en alcoholgebruik gerapporteerd in hun cohort afwijken van eerdere studies. Voorts hebben ze potentiële confounders (als drugsgebruik, activiteitsniveau) niet betrokken.