Vroeggeboorte is nog steeds een veel voorkomend probleem binnen de verloskunde, want op dit moment vindt nog 11% van de bevallingen te vroeg plaats. Het fenomeen van vroeggeboorte kan worden onderverdeeld in spontaan en geïndiceerd, waarbij de ontstaanswijze van spontane vroeggeboorte nog steeds slechts deels begrepen wordt.

Het is belangrijk om een goed onderscheid te kunnen maken tussen vrouwen met een hoog en een laag risico om op korte termijn te bevallen. Enerzijds hebben vrouwen met een hoog risico baat bij een behandeling met weeënremmers en corticosteroïden om de longrijping van de ongeboren baby te bevorderen en overplaatsing naar perinatologische centra. Anderzijds kan bij vrouwen met een laag risico overbehandeling (met mogelijke schadelijke bijwerkingen voor moeder en kind) en onnodige overplaatsingen (met hoge zorgkosten) voorkomen worden. Een waardevolle test in de voorspelling van vroeggeboorten is de fibronecinetest, met name in combinatie met het transvaginaal echoscopisch meten van de cervixlengte, wegen de verkorting daarvan die optreedt vlak voor de geboorte.

In het proefschrift van Bruijn wordt ingegaan op het gebruik van de fibronectinetest in de voorspelling van vroeggeboorte  en het hoofddeel van het proefschrift is de evaluatie van het gebruik van de meest recente versie van deze test, met name in combinatie met de cervixlengte. Foetaal fibronectine is een eiwit dat fungeert als een soort natuurlijk lijm tussen de vliezen en de bekleding van de baarmoeder en bij de aankomende geboorte komt fibronectine door schade aan de vliezen vrij in cervicovaginaal vocht. Het eiwit kom in een ongestoorde zwangerschap tussen 22 en 34 weken niet voor en aanwezigheid voor de 34 weken wordt dan ook geassocieerd met een verhoogd risico op vroeggeboorte.

De traditionele kwalitatieve fibronectinetest is vooral van klinische waarde bij een negatief resultaat, omdat het dan aangeeft dat de kans om op korte termijn te bevallen heel laag is. Een positief resultaat geeft echter niet altijd aan dat iemand ook daadwerkelijk gaat bevallen, wat ertoe leidt dat een aanzienlijk deel van de vrouwen met een dreigende vroeggeboorte onterecht wordt behandeld.

De conclusie van het proefschrift is dat de fibronectinetest vooral in combinatie met de cervixlengte test waardevol blijkt te zijn in de voorspelling van vroeggeboorte, maar dat er toch nog steeds te veel vrouwen onterecht behandeld worden en overgeplaatst naar perinatologische centra. Een ander punt is dat het implementeren van de fibronectinetest nogal wat tijd vergt. Momenteel gebruikt ongeveer 50% van de ziekenhuizen in Nederland deze test en de voornaamste reden om hem niet te gebruiken is omdat er te hoge kosten aan verbonden zijn. Ook deze bevinding geeft aan dat hier een slag te halen valt.