Screening voor het syndroom van Down wordt in Nederland aan alle zwangere vrouwen aangeboden, maar slechts een kwart van de vrouwen neemt daadwerkelijk hieraan deel. In vergelijking met andere landen in Europa, die vergelijkbare demografische gegevens hebben en een vergelijkbaar zorgsysteem, is dit opmerkelijk.

In haar proefschrift geeft Neeltje Crombag antwoord op de vraag waarom dit zo is en hoe de deelname aan zulke screenings verhoogd kan worden. Aan alle vrouwen in Nederland wordt een screening voor het downsyndroom aangeboden en een zwangere vrouw wordt in staat geacht de voor- en nadelen van een test tegen elkaar af te kunnen wegen en te beslissen om deel te nemen aan een screening. Een zeer bepalende factor waarom vrouwen in Nederland vaker niet deelnemen aan deze screening is omdat er een groot sentiment bestaat van ‘natuurlijk beloop’ en vrouwen ervaren vaak ‘sturing door de zorgverlener.’

Het besluitvormingsproces met betrekking tot de downsyndroom screening is niet eenduidig, maar een proces met invloeden vanuit verschillende niveaus en invalshoeken. Vanaf 1 april 2014 hebben vrouwen de mogelijkheid om in geval van hoog risico in de combinatietest, de niet-invasieve prenatale test (NIPT) te laten uitvoeren. Op dit moment gebruiken maar 27% van de vrouwen deze test. De verwachting is dat meer vrouwen gebruik zullen gaan maken van deze test als de huidige screening geheel vervangen wordt door de NIPT, omdat het idee is dat deze een grotere betrouwbaarheid en veiligheid heeft.

Zie ook deze publicatie.