Jashvant Poeran kwam 10 op 21 maart 1983 in vertex-positie ter wereld met een Apgar-score van 8/10  in het Diakonessen Ziekenhuis in Paramaribo. Waarom de uitkomsten soms een stuk minder gunstig zijn bij Nederlandse kinderen, en vooral Rotterdamse kinderen, onderzocht hij de afgelopen jaren vanuit het Rotterdamse programma ‘Klaar voor een Kind’. Het proefschrift bestrijkt heel wat aspecten, die afzonderlijk aandacht hebben gehad in de pers. Hier nog eens de belangrijkste bevindingen op een rij. Voor het hele verhaal is het echt een aanrader om het proefschrift te downloaden in Kennispoort.

De ‘Big4 ’ aandoeningen vormen een terugkerend referentiekader in dit proefschrift, omdat deze vier ongunstige zwangerschapsuitkomsten voorafgaan aan 85% van alle gevallen van perinatale sterfte: aangeboren afwijkingen, vroeggeboorte (vóór 37 weken zwangerschap), te laag geboortegewicht voor de zwangerschapsduur (geboortegewicht <p10), en een lage Apgarscore (<7, 5 minuten na de geboorte). Poeran pleit voor betere risicoselectie in de eerste lijn. Hij constateert namelijk dat, als gevolg van suboptimale risicoselectie, 6 tot 9% van de hoogrisico (‘Big4’) vrouwen ten onrechte in de eerste lijn bevalt. Shared care kan dit mede voorkomen, waarbij risicoselectie een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van zowel verloskundigen als gynaecologen.

Maar ook in het ziekenhuis valt veel winst te behalen door optimalisatie van de ziekenhuisorganisatie. Hierdoor schat hij in dat de perinatale sterfte met mogelijk meer dan 30% kan dalen. Optimalisatie betekent niet per definitie centralisatie van de acute verloskundige zorg, zoals door beleidsmakers is geopperd. Het centralisatievraagstuk is erg complex, bijvoorbeeld door de afweging tussen 24/7 toegang tot specialistische zorg versus de toegenomen reistijd. Poeran is aanhanger van het standpunt van de Britse Royal College of Obstetricians and Gynaecologists: ‘localised where possible, centralised where necessary’.

Tenslotte heeft Poeran veel aandacht voor de effecten van sociale achterstand op Westerse en niet-Westerse vrouwen. Zwangere vrouwen uit achterstandswijken blijken een verhoogd risico op negatieve zwangerschapsuitkomsten te hebben. Het negatieve effect is sterker bij westerse vrouwen dan bij niet-westerse vrouwen, waarschijnlijk door het sterkere sociale (familie)netwerk van niet-westerse vrouwen, wat bevorderend is voor de gezondheid. Verder onderzoek moet nauwkeuriger aantonen wat precies de etnische verschillen zijn.