Op donderdag 3 oktober heeft Douglas John Cronie (1965) zijn proefschrift verdedigd in Maastricht. Cronie focust in zijn proefschrift op klinisch verloskundigen en onderzoekt de rol, diversiteit en dagelijkse praktijk van Nederlandse klinisch verloskundigen.

Dit is het eerste onderzoek naar een ontwikkeling in de manier waarop geboortezorg in Nederland geleverd wordt. Onopgemerkt heeft er een verandering plaatsgevonden binnen de verloskundige beroepsgroep. In de jaren negentig werkte minder dan 10 procent van alle Nederlandse verloskundigen in het ziekenhuis; volgens de meest recente cijfers is dat aantal gestegen tot 30 procent, ofwel bijna een op de drie.

Wat betekent dit voor (aanstaande) moeders in Nederland? Voor vrouwen die thuis of in de polikliniek bevallen, onder begeleiding van de eerstelijns verloskundige – ongeveer 30 procent van alle geboorten – is er niet veel veranderd. Maar voor de andere 70 procent zwangeren die worden doorverwezen naar een gynaecoloog, bevat het onderzoek van Cronie nuttige informatie.

Een bevinding van Cronie is dat meer dan 75 procent van de bevallingen in het ziekenhuis (dus het merendeel) begeleid werd door klinische verloskundigen en dat 40 procent van deze ziekenhuisbevallingen begeleid werden door alléén een klinisch verloskundige zónder enige bemoeienis van een gynaecoloog. Met het dalende aantal thuisbevallingen en het toenemend aantal verwijzingen van zwangere en barende vrouwen naar het ziekenhuis, denkt menigeen wellicht dat verloskundigen minder belangrijk worden in Nederland, maar het tegengestelde blijkt waar.

Cronie vond ook grote variatie in de protocollen die leidend zijn in het werk van klinisch verloskundigen. Veel protocollen bleken verouderd en niet op wetenschappelijk bewijs te zijn gebaseerd. Ten slotte keek Cronie naar de arbeidstevredenheid van zowel klinische als eerstelijns verloskundigen, de professionele autonomie en kwaliteit van samenwerking tussen zorgverleners in het geboortezorgteam, waaronder gynaecologen, verloskundigen, kraamverzorgenden en verpleegkundigen.

Hij vond met zijn onderzoek dat zowel eerstelijns als klinisch verloskundigen over het algemeen veel plezier in hun werk hebben; dat eerstelijns verloskundigen de hoogste niveaus van professionele autonomie rapporteren (en de grootste zorg hebben om die autonomie te verliezen bij de introductie van een integraal verloskundig zorgsysteem); en zorgwekkende niveaus van ontevredenheid over de kwaliteit van samenwerking in hun multidisciplinaire teams waaronder waaronder ook pessimisme over samenwerking in toekomstige modellen van verloskundige zorgverlening.

Internationaal onderzoek toont aan dat verloskundigen, zowel in de wijk als in het ziekenhuis, een belangrijk onderdeel zijn bij veilige en respectvolle geboortezorg. Bij het maken van keuzes over hun zorg is het belangrijk dat vrouwen in Nederland begrijpen hoe het systeem werkt en wie er klaar staat om hen te ondersteunen tijdens een van de meest belangrijke gebeurtenissen in hun leven.

Link naar proefschrift: https://bit.ly/2lY5tfH