Centrale thema van dit proefschrift is het inleiden of bijstimuleren van de baring met intraveneus oxytocine. Het eerste deel van het proefschrift vergelijkt de gangbare start van de inleiding in de vroege ochtend met een start van de natuurlijke bevalling, in de avond. Dat laatste is meer in lijn met de dagelijkse biologische klok. Bakker heeft geen significante verschillen gevonden bij haar trial “Dauwtrappen versus Nachtbraken”. Daarbij werden 371 vrouwen uit drie ziekenhuizen in Amsterdam gerandomiseerd voor een start van de inleiding in de ochtend (07:00 uur) of een start in de avond (21:00 uur). Ze concludeert dat bevallen ’s avonds even effectief en veilig is als ’s ochtends, als oxytocine voor de opwekking wordt gebruikt. Een review van dertien studies bevestigt dat beeld. Wordt echter het hormoon prostaglandine gebruikt, dan kan dat beter in de ochtend gebeuren. Niet vanwege een verschil in uitkomsten, maar als gevolg van hogere ontevredenheid bij vrouwen in de avondgroep, in verband met een verstoorde nachtrust.

Het tweede deel van haar proefschrift onderzoekt het gebruik van een intra-uteriene drukkatheter (IUPC) voor de registratie van weeënactiviteit, in vergelijking tot uitwendige registratie. Ondanks gebrek aan bewijs is de IUPC wereldwijd op steeds grotere schaal routinematig toegepast bij het gebruik van oxytocine en is het gebruik ervan zelfs uitgebreid naar de spontane baringen. Bakker constateert dat het inwendig registreren van de weeën bij het gebruik van oxytocine geen betere baringsuitkomst geeft in vergelijking met een uitwendige registratie daarvan. Uitwendige registratie is goedkoper en brengt minder risico’s met zich mee. De uitkomsten van haar trial-studie en Cochrane Review hebben al geleid tot een drastische afname van het gebruik van intra-uteriene druklijnen wereldwijd. Ze berekende een besparing van 570.000 euro per jaar in Nederland bij een implementatiegraad van 80% na een eenmalige investering van 350.000 euro aan kosten van het onderzoek.