The Kempen study
Sinds eind jaren tachtig worden grote groepen vrouwen uit de Kempen tijdens hun zwangerschap en na de bevalling onderzocht. Daarbij is gekeken of er relaties zijn tussen depressies, schildklierfuncties, problemen bij de bevalling en ontwikkeling van kinderen. Het promotieonderzoek van verloskundige Hennie Wijnen is een vervolg op deze ‘Kempen-studies’. Zij onderzocht duizend vrouwen tijdens hun zwangerschap en kraambed; hun kinderen worden de komende tien jaar in de gaten gehouden. Meer concreet keek Wijnen naar het welbevinden van de moeder (tijdens de zwangerschap en het kraambed), het functioneren van de schildklier en de ontwikkeling van het kind.Niet alleen biologische maar ook psychologische factoren bepalen het welbevinden van de zwangere vrouw. Zwangerschapsmisselijkheid is mogelijk voorbode van een depressie. Die conclusie is van groot belang voor de zogenoemde risicoselectie. Verloskundige zorg voor zwangere vrouwen met een laag risico wordt in Nederland hoofdzakelijk verricht door eerstelijns verloskundigen. Zij maken bovendien een selectie van vrouwen die in de eerstelijns zorg kunnen blijven en eventueel thuis kunnen bevallen, en vrouwen die moeten worden doorverwezen naar de tweedelijns zorg. Voor deze selectie worden doorgaans alleen medische en verloskundige criteria gebruikt, zoals hoge bloeddruk, (laag) gewicht van de ongeborene en zwangerschapsdiabetes. Wijnen pleit ervoor om bij de risicoselectie ook psychologische factoren te betrekken. Zo blijkt uit haar onderzoek dat de ernst van misselijkheid en braken tijdens de zwangerschap voornamelijk afhangt van psychologische factoren. Ernstige symptomen kunnen een teken zijn van psychopathologie, wat op zijn beurt de kans op angst en depressie verhoogt. Deze laatste twee zijn niet alleen een risico voor verloskundige, foetale en neonatale complicaties, maar ook voor een verstoorde ontwikkeling van het kind. Daarom is het van belang vrouwen op te sporen met hoge intensiteit van symptomen van misselijkheid en braken. Hoewel dit ‘normaal’ wordt geacht, kan het toch duiden op psychoneuroticisme. Ook dienen vrouwen met grote angsten, vooral in laatste drie maanden van zwangerschap te worden opgespoord, evenals vrouwen met ernstige depressieve symptomen tijdens diverse momenten in de zwangerschap. Depressie en angst kunnen volgens Wijnen chronische aandoeningen worden en hoe eerder deze vrouwen met een hoog risico zijn opgespoord, des te eerder kan worden begonnen met de behandeling. Het opsporen kan eenvoudig geschieden aan de hand van vragenlijsten.