Op 29 maart 2012 promoveerde arts-microbioloog Jutte de Vries aan de Universiteit Leiden op het proefschrift Congenital cytomegalovirus infection: Disease burden and screening tools.

Cytomegalovirus (CMV) komt wereldwijd voor en wordt overgedragen via direct contact met lichaamsvloeistoffen, dus niet door hoesten. Vooral urine en speeksel van jonge kinderen kunnen grote hoeveelheden CMV bevatten en spelen daarom een grote rol bij de overdacht van het virus. In Nederland is ongeveer de helft van de volwassenen ooit geïnfecteerd geweest met CMV. Echter, in tegenstelling tot bijvoorbeeld rubella, kan CMV ook overgedragen worden op het ongeboren kind wanneer de zwangere antistoffen heeft tegen het virus. Ongeveer één op de tien pasgeborenen met een congenitale CMV-infectie heeft bij de geboorte geelzucht, bloedafwijkingen, vergrote lever, en/of schade aan het zenuwstelsel (onderontwikkelde hersenen, slechthorendheid en/of oogontsteking). De helft van deze pasgeborenen ondervindt levenslang beperkingen. Van de asymptomatische pasgeborenen met een congenitale CMV-infectie, krijgt ongeveer één op de tien alsnog afwijkingen in de eerste levensjaren, zoals slechthorendheid, mentale achterstand, vertraagde ontwikkeling, slecht zien en/of epileptische aanvallen. Omdat blootstelling aan speeksel en urine van jonge kinderen een grote CMV-besmettingsbron is, lijkt het erop dat zwangere vrouwen met goede persoonlijke hygiëne kunnen voorkomen het virus (opnieuw) op te lopen. Bijvoorbeeld door goed hun handen wassen na het verschonen van een luier, en geen lepel te delen met jonge kinderen.

In haar proefschrift onderzoekt Jutte niet de preventiemaatregelen die een CMV-infectie tijdens de zwangerschap kunnen voorkomen. Wel geeft Jutte een korte opsomming over wat artsen en verloskundigen zouden moeten weten over congenitale CMV. Zie hier in de tabel beschreven.