In deze kleine exploratieve studie bleek 80 mg aspirine effectief op het remmen van de bloedplaatjes tijdens de zwangerschap. Minder activiteit van de bloedplaatjes – een lagere trombocytenfunctie – zou bijdragen aan een betere placentafunctie.

Werkingsmechanisme van aspirine op placentafunctie

Aspirine, ook wel bekend als acetylsalicylzuur, wordt op indicatie in lage dosering voorgeschreven aan zwangeren met een verhoogd risico op pre-eclampsie en placenta-insufficiëntie. Huidige indicaties1 Bron: NVOG-module ‘Wat is de rol van acetylsalicylzuur, gestart ≤16 weken amenorroeduur, ter preventie van pre-eclampsie bij zwangere vrouwen?’. Utrecht: 2019. zijn:

Een van onderstaande hoge risicofactoren:

  • Pre-eclampsie in een eerdere zwangerschap
  • Chronische nierziekte
  • Auto-immuunaandoeningen (bijvoorbeeld SLE of APS)
  • Type 1 of 2 diabetes mellitus
  • Pre-existente hypertensie

Twee of meer van onderstaande matige risicofactoren:

  • Nullipariteit
  • Maternale leeftijd ≥40 jaar
  • Interval tussen zwangerschappen >10 jaar
  • Pre-eclampsie bij moeder of zus(sen)
  • Obesitas (BI >35kg/m2)
  • Meerlingzwangerschap
  • Zwangerschap na eiceldonatie
  • Placentaire insufficiëntie in de obstetrische voorgeschiedenis (bijv. eerder kind met laag geboortegewicht of perinatale sterfte)

Lage dosering aspirine

Een lage dosering is in de zwangerschap meestal tussen de 80 en 150 mg aspirine. Dit in tegenstelling tot een algemene pijnstillende of ontstekingsremmende dosering, deze bevat 500 mg acetylsalicylzuur. Aspirine na een zwangerschapsduur van 36 weken is niet aangeraden. Verder zijn er nog enkele contra-indicaties. Gedacht wordt dat een lage dosering aspirine werkt tegen trombusvorming, vasodilatatie verbetert (en de balans tussen thromboxane en prostacycline herstelt) en daarmee de placentatie bevordert. Daarnaast kan ook het ontstekingsremmende effect helpen.

Effect van aspirine op bloedplaatjes bij zwangeren

In deze kleine studie is, in plaats van naar perinatale uitkomsten, gekeken naar het directe effect van aspirine op de activiteit van de bloedplaatjes (trombocytenfunctie). Bij 11 vrouwen die aspirine gebruikten bij hun deelname aan de APRIL-studie (aspirine ter preventie van recidief vroeggeboorte) werd tussen 18 – 22 weken en 28 – 32 weken zwangerschapsduur bloed afgenomen. Zij gebruikten tussen 16 en 36 weken zwangerschap eenmaal per dag 80 mg aspirine en hielden een medicatiedagboek bij. Omdat er geen gouden standaard is voor het bepalen van aspirinerespons in de zwangerschap, werden drie verschillende tests gebruikt om de trombocytenfunctie te bepalen.

Trombocytenfunctie significant lager bij aspirine

In de aspirinegroep is de trombocytenfunctie zowel in het tweede als in het derde trimester significant lager dan in de placebo groep. Dat betekent dat 80 mg aspirine in deze groep effectief is in het remmen van de bloedplaatjes. Binnen de groepen is er geen verschil tussen trombocytenfunctie in het tweede of het derde trimester, de functie blijft stabiel in de gemeten periode.

Optimale dosering voor de individuele zwangere nog onbekend?

De exacte drempelwaarde voor een adequate trombocytenrespons is niet bekend. Internationaal is er variatie in welke dosering aspirine wordt voorgeschreven (75 – 150 mg per dag). Er is verder onderzoek nodig naar het verband tussen trombocytenfunctie en perinatale uitkomsten. Met het vaststellen van de drempelwaarde waarbij positieve effecten waargenomen worden, kan de optimale dosering voor een individuele zwangere nagestreefd worden.

Rekening houden met obesitas en therapietrouw

De auteurs noemen twee belangrijke factoren die het effect van lage dosering aspirine beïnvloeden en die meegenomen moeten worden in klinisch beleid. Obesitas houdt mogelijk verband met minder goed effect op trombocytenfunctie, waardoor obese zwangeren mogelijk een hogere dosering aspirine nodig hebben om dezelfde trombocytenremming te bereiken.

De andere factor is therapietrouw, in deze studie gedefinieerd als inname van >80% van de tabletten. Vijf van de zes vrouwen in de aspirinegroep voldeden aan dit criterium. Bij de vrouw die niet therapietrouw was, was de trombocytenfunctie even hoog als in de placebogroep. Buiten studieverband is therapietrouw echter vaak veel lager, met schattingen tot 46% therapieontrouw.