Net als in Nederland is ook in Engeland het aantal inleidingen van de baring de laatste decennia gestegen, met grote regionale verschillen. Dat is een aanleiding om besluitvorming over het inleiden van de baring nader te bekijken. Deze kwalitatieve studie onderzoekt in welke mate beschikbare wetenschappelijke kennis wordt gebruikt om tot zo’n beslissing te komen.

De auteurs hanteren daarvoor het concept ‘Knowledge Mobilisation’ (KM). Dit concept (Kislov et al., 2014) verkent hoe beschikbare kennis effectief vertaald kan worden naar de praktijk en beschrijft dit als een complex, sociaal en relationeel proces.

De onderzoekers hielden interviews met 22 professionals (dertien verloskundigen en negen gynaecologen/aio’s), tien kraamvrouwen die waren ingeleid en met zes kraamvrouwen aan wie een inleiding was aangeboden tijdens de zwangerschap, in een tertiair centrum in Noord-Engeland.

De onderzoekers beschrijven hoe door alle respondenten wetenschappelijke kennis hoger wordt gewaardeerd dan ervaringskennis, maar dat tegelijkertijd niet alle relevante wetenschappelijke kennis wordt uitgewisseld tussen professional en cliënt. Professionals vallen vaak terug op bestaande richtlijnen – zonder aanvullende informatie te gebruiken of zonder de onderliggende evidence te kennen of te achterhalen.

Cliënten stellen vooral vragen als ze de inleiding liever niet willen. Het aanbod voor een inleiding wordt door veel vrouwen ook niet herkend als een optie waarvoor ze kunnen kiezen of niet. Bijvoorbeeld door taalgebruik: een afwachtend beleid kan gepresenteerd worden als het weigeren van een inleiding, of als een heel risicovolle beslissing. Of professionals sturen de beslissing in een bepaalde richting, op basis van hun eigen voorkeur of inschatting, of op basis van organisatorische factoren zoals drukke verloskamers.

De resultaten suggereren dat organisatorische, sociale en professionele factoren bij kunnen dragen aan een cultuur waarin een inleiding van de baring wordt gezien als een routinebehandeling in de geboortezorg, in plaats van als een interventie waarover vrouwen een ​​weloverwogen keuze kunnen maken.

De auteurs zien dit als een cyclus van ‘niet beslissen’ (zie figuur), waarin zowel de professional als de vrouw zich geen vragen stellen over mogelijke alternatieven en dus ook de beschikbare evidence niet raadplegen. Het doorbreken van die cyclus is dan nodig om bewustere, besluitvorming te stimuleren.