Steeds vaker worden klinisch verloskundigen geconfronteerd met vrouwen met een sectio in de voorgeschiedenis. Het sectiopercentage in Nederland steeg van 7,4% in 1990 tot 15,1% in 2010. In Nederland kiezen veel vrouwen traditiegetrouw toch voor een vaginale baring na een keizersnede [1]. Het percentage vrouwen dat voor een vaginale baring na een keizersnede (VBAC) toevoegen na keizersnede kiest, is ongeveer 70%. Dit artikel gaat in op de voor- en nadelen van een vaginale bevalling na een sectio, de factoren die de kans op een vaginale bevalling vergroten of verkleinen, de risico factoren voor het optreden van een auterus ruptuur en het counselingsgesprek met de zwangere en haar partner. De richtlijn van de NVOG vormt hiervoor de basis [1]. Daarnaast komt de rol van klinisch verloskundige en een aantal protocollaire aanbevelingen aan bod.De beste wijze van bevallen na een sectio in de anamnese is voor iedere vrouw verschillend. Individuele kansen en risico’s komen in een counselingsgesprek aan bod, zodat de ouders een weloverwogen keuze kunnen maken. Belangrijk is dat er lokaal duidelijk is vastgelegd in eenprotocol wat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn van de klinisch verloskundigen en andere verloskundige zorgverleners.