Voor de geneeskunde kan de 20e eeuw gezien worden als de eeuw van de specialisatie van de individuele dokter. De oprichting van de Nederlandsche Gynaecologische Vereeniging in 1887, na de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie in 1871 de tweede specialistenvereniging, vormt daarbij een belangrijk moment. Tot 1900 volgden de oogartsen, kinderartsen, KNO-artsen, dermatologen en orthopeden en spoedig daarna de radiologen, chirurgen, urologen, etc.

Het 125-jarig bestaan van de NVOG relativeert daarmee de huidige ‘concentratie en subspecialisatie’ in belangrijke mate. Er is sprake van een dynamiek in een continue beweging van de moderne geneeskunde, gedreven door technologie en maatschappelijke veranderingen. Momenteel zien we de overgang van de ‘persoonlijke’ continuïteit van de arts en verpleegkundige naar de ‘feitelijke’ continuïteit in teamverband, om het hoofd te bieden aan de toenemende complexiteit en de maatschappelijke eisen. Daaronder vallen de steeds hogere kwaliteitseisen, 24 uur per dag, zeven dagen in de week (24/7), en de veranderende balans werk/privé voor professionals, waarvoor andere en grotere organisatorische eenheden noodzakelijk zijn.

De huidige tijd kan dan ook wel gezien worden als de tijd van de specialisatie van de organisatie met vaak in toenemende mate multidisciplinaire elementen, ook voor de dokters, en daarmee ook herschikking van specialismen en van de begrenzing van de eerste, tweede en derde lijn’. Het is dus de vraag of de NVOG over 125 jaar nog bestaat. Waarschijnlijk is de eenheid van gynaecologie en obstetrie dan opgeheven.