Continue CTG-monitoring wordt in de klinische setting vaak routinematig toegepast, terwijl de sensitiviteit en specificiteit ervan zeer beperkt zijn. Deze systematic review door Cochrane is een update van hun eerdere reviews over de vraag of continue CTG-monitoring neonatale uitkomsten verbetert.

De review omvat 13 gerandomiseerde en quasi-gerandomiseerde studies die onder ruim 37.000 vrouwen continue CTG vergeleken met intermitterende auscultatie of intermitterend CTG.

Continue CTG-monitoring leidt in vergelijking met intermitterende auscultatie niet tot significant minder perinatale sterfte of cerebrale parese, acidose in navelstrengbloed of pijnstilling. Wel leidt continue CTG tot halvering van het aantal neonatale convulsies (OR: 0.50; 0.31 – 0.80), maar ook tot significant meer keizersneden (OR: 1.63; 1.29 – 2.07) en vaginale kunstverlossingen (OR: 1.15; 1.01 – 1.33).

Analyses voor subgroepen vrouwen, met premature partus, laag​ ​en hoog risico, leiden tot dezelfde conclusies. Ook de meerwaarde van microbloedonderzoek (MBO) wordt niet aangetoond.

​In ​een groep van ​4044 vrouwen met hoog-risicozwangerschappen bleek bij dat continue CTG-registratie in vergelijking met intermitterend CTG niet tot meer keizersneden​,​ kunstverlossingen of acidose​ leidt​. ​Ook zijn de Apgarscores, het aantal NICU-opnames en ​het aantal spontane baringen vergelijkbaar tussen deze twee groepen.

De onderzoekers geven aan dat er bij relatief veel vrouwen continue CTG-monitoring of andere interventies moeten ondergaan om bij één vrouw slechte neonatale uitkomst als sterfte of cerebrale parese te voorkomen (hoge ‘numbers needed to treat’). Echter, de impact van deze uitkomsten is wel groot.

De onderzoekers beoordelen de kwaliteit van de geïncludeerde studies als laag en ook de geringe incidentie van perinatale sterfte en cerebrale parese bemoeilijken het trekken van conclusies. De auteurs kunnen daarom nog niet concluderen dat continue CTG-monitoring effectief is in het verbeteren van neonatale uitkomsten.