Moedersterfte komt in de westerse landen maar zelden voor. Het is de gezondheidsindicator met het grootste verschil tussen hoge en lage inkomenslanden. Van de 342.900 vrouwen die wereldwijd jaarlijks overlijden, volgens het World Health Report over de periode 1980 tot 2008, sterven er slechts enkele in Nederland [1]. Ook al is maternale sterfte zeldzaam in Nederland, toch is het belangrijk om deze in kaart te blijven brengen. Moedersterfte is namelijk een belangrijke indicator voor de kwaliteit van obstetrische zorg die in een land geleverd wordt. Deze indicator wordt wereldwijd gebruikt door de World Health Organisation (WHO). Registratie van moedersterfte door officiële statistiekbureau’s blijkt echter moeilijk te zijn: data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben in de afgelopen jaren een onderrapportage laten zien variërend van 30 tot 50% [2,3]. Dit is het geval in alle landen, die naast vitale registratie ook gebruik maken van confidential enquiries. We mogen concluderen dat er een welkome afname is opgetreden van de moedersterfte na 2003, waarbij de daling van moedersterfte ten gevolge van preeclampsie het meest in het oog springt. Indirecte moedersterfte is getalsmatig de belangrijkste oorzaak geworden en dit verdient dus meer aandacht. Het blijft belangrijk om de registratie en beoordeling door de Auditcommissie Maternale Sterfte voort te zetten.