Lange-termijnonderzoek naar de gevolgen van prematuriteit richt zich vooral op gezondheidsproblemen. In deze studie is juist de prevalentie onderzocht van volwassen die géén ernstige comorbiditeit hebben.

De studie is een Zweedse retrospectieve cohortstudie, bestaande uit 2.566.699 volwassenen uit de nationale geboorteregistratie, die tussen 1973 (aanvang van nationale registratie) en 1997 geboren zijn en bij analyse 18 tot 43 jaar oud zijn. De relatie tussen prematuriteit en comorbiditeit is onderzocht voor extreme (22-27 weken), ernstig (28-33 weken) en laat (34-36 weken) prematuren in vergelijking met laat-term (37-38 weken), à -term (39-41 weken) en post-term (≥42 weken) geborenen.

Comorbiditeit is gemeten middels de AYA HOPE-Comorbidity Index, waarin aandoeningen als astma, hypertensie, diabetes, nierziekte, mentale ziekten, cerebrale palsy en epilepsie zijn opgenomen. Er is gecontroleerd voor confounders als geboortejaar, maternale en perinatale factoren en familiaire ziekten. Secundair is er gekeken naar socio-economische uitkomsten.

In totaal is 5,8% van het cohort prematuur geboren, de gemiddelde leeftijd bij follow-up is 29,8 jaar. Van alle prematuren tezamen is 54,6% in leven zonder ernstige comorbiditeit, in vergelijking met 63,0% van à-term geborenen. Er is een duidelijke relatie tussen de ernst van de prematuriteit en comorbiditeit. Bij extreme prematuren is de slechts 22,3% in leven zonder ernstige comorbiditeit; dit is 48,5% voor ernstig prematuren en 58,0% voor laat-prematuren.

Geboortejaar, maternale en perinatale factoren en familiaire ziekten hebben geen effect op deze uitkomsten. Prematuur geboren volwassenen blijken minder vaak hoog opgeleid, minder vaak werkzaam en hebben een lager inkomen dan à-term geboren volwassenen. Ook hier geldt dat het effect sterker is naarmate de termijn van geboorte vroeger is.

De auteurs concluderen dat de meerderheid van prematuren die volwassen zijn geworden geen ernstige comorbiditeit hebben, maar dat extreme prematuren er relatief slecht uitkomen wat betreft gezondheid en sociaal-economisch functioneren. Zij suggereren verder onderzoek naar beschermende factoren die de lange-termijngezondheid van prematuren bevorderen.