De Nederlandse verloskunde heeft sterke behoefte aan onderbouwing van het verloskundig handelen en daar is onderzoek voor nodig waarbij structureel eerste- en tweedelijns verloskundigen betrokken zijn. Het Nederlandse verloskundig systeem staat onder druk. Terwijl de perinatale sterfte in bijna alle Europese landen de laatste vijftig jaar afneemt, is de afname in Nederland kleiner dan in andere landen [Buitendijk & Nijhuis, 2004; Mohangoo et al, 2008]. Dit leidt tot een intensief debat tussen publiek, zorgverleners en onderzoekers [de Jonge et al, 2009; Evers et al, 2011; van der Kooy et al, 2011] en vraagt om een zorgvuldige bestudering van de kwaliteit van het Nederlandse verloskundig systeem. De landelijk ingevoerde perinatale audit [PAN, 2011] legt al belangrijke verbeterpunten bloot, vooral op het gebied van communicatie en samenwerking. Bovendien zijn veel van de door verloskundigen toegepaste behandelingen en interventies niet wetenschappelijk onderbouwd. Om verloskundig beleid beter te onderbouwen is meer onderzoek nodig en door de lage prevalentie van veel ongewenste uitkomsten zijn grootschalige studies daarbij onontkoombaar. Om voldoende zwangeren en pasgeborenen in onderzoek te betrekken is er behoefte aan een nationaal netwerk van verloskundige praktijken. Nederland telt in 2011 519 praktijken met in totaal 1.599 verloskundigen [www.nivel.nl/databank]. Veel van deze praktijken worden nu al regelmatig benaderd voor onderzoek.

Daarom is de start van het Midwifery Research Netwerk Nederland (MRNN) in 2011 op initiatief van de Nederlandse verloskunde opleidingen een belangrijke mijlpaal in de Nederlandse verloskunde [Van Son en Torij, 2011]. Het biedt een platform waar onderzoekers en verloskundigen elkaar kunnen vinden om samen onderzoek te ontwikkelen en uit te voeren (www.MRNN.nl). MRNN wil deelname aan verloskundig onderzoek stimuleren, initiëren, faciliteren en organiseren waarbij eerstelijns zorg en ketenzorg belangrijke pijlers zijn. Het netwerk valt onder het Midwifery Consortium en coördineert landelijk vooral de praktische ondersteuning van verloskundigen bij onderzoek. Sinds april 2012 loopt een pilot van het MRNN met de INDEX studie [www.studies-obsgyn.nl/index]. Om in het MRNN verloskundigen en cliënten goed te kunnen ondersteunen is het belangrijk om hun perspectief op deelname aan verloskundig onderzoek in een nationaal netwerk te exploreren.

Deze kwalitatieve studie omvatte vier focus-groepen tussen oktober 2010 en februari 2011 in kringen van in kringen van Nederlandse verloskunde praktijken: twee bijeenkomsten met verloskundigen in Zuid-Nederland (n=6) en West-Nederland (n=8) en twee bijeenkomsten met zwangeren (n=2) in Zuid-Nederland en zwangeren en een partner (n=7) in West-Nederland. Beide auteurs verrichtten een thematische analyse van de transcripten van de semi-gestructureerde discussies.

Alle verloskundigen en de meeste cliënten in deze studie hebben ervaring met deelname aan wetenschappelijk onderzoek in de verloskunde. Een belangrijke reden voor de verloskundigen en cliënten voor deelname aan onderzoek is de mogelijke bijdrage aan verbetering van de verloskunde. Bij beslissingen over deelname proberen zij per onderzoek een afweging te maken tussen inhoudelijke relevantie, methodologische kwaliteit en belasting. Verloskundigen en cliënten onderkennen dat een nationaal netwerk door structurele organisatie en beloning regelmatige deelname aan onderzoek kan ondersteunen. Sommigen zien dat het netwerk een kwaliteitskenmerk kan worden voor verloskundig onderzoek en netwerkpraktijken.

De verloskundigen en cliënten in deze studie vinden deelname aan verloskundig wetenschappelijk onderzoek belangrijk om de verloskunde te verbeteren en verwachten dat een nationaal netwerk van verloskundigen hierin structureel steunt.